Boekbesprekig: En nu naar Mars - Pieter Van Dooren
Titel boek: En nu naar Mars
Ondertitel: Populairwetenschappelijke benadering van de nieuwe ruimterace
Auteur: Pieter Van Dooren
Uitgeverij: Sterck & De Vreese
EAN-code: 9789056155964
Aantal bladzijden: 189
------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Over de auteur staat op https://www.standaardboekhandel.be/ het volgende te lezen:
“Pieter Van Dooren werd geboren in Baasrode in 1954. Hij studeerde scheikunde aan de R.U.Gent. Hij werd leraar wetenschappen, maar stapte al snel over naar de wetenschapsjournalistiek bij het tijdschrift Natuur en Techniek, en sinds 1984 bij de Standaard. Daar verwierf hij al snel een reputatie als een van de vlotste pennen van de krant. Momenteel is hij wetenschappelijk adviseur van een Vlaamse wetenschappelijke instelling.”
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------
------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De interesse voor ruimtevaart en wetenschap in het algemeen is vermoedelijk bij de auteur ontstaan naar aanleiding van de eerste maanlanding in 1969. Hij was op dat ogenblik met de scouts op kamp in As, Limburg. Door de scoutsleiding werd toegestaan om in het dorp naar de maanlanding te gaan kijken. Pittig detail: er moest bij de bewoners worden aangebeld waar een televisietoestel beschikbaar was en hopen maar dat ze mochten meekijken. Dat was toen allemaal mogelijk in een tijd dat televisietoestellen luxe waren.
De vlotte schrijfstijl maakt dat het boek leest als een spannend verhaal. Het boek is daarenboven rijkelijk doorspekt met de tijdsgebonden mentaliteit. En dit merk je al van bij de eerste alinea. Oordeel zelf maar:
“Het is zondag 20 juli 1969, laat in de avond. We zijn met de scouts op kamp in As, in Belgisch Limburg. Op een paar kneusjes na, die met de auto gebracht werden, zijn we met de fiets. Vanaf Wetteren, bij Gent, is dat ruim 140 kilometer. In een dag, een prestatie waar ik, zopas vijftien jaar geworden, best trots op ben. De sfeer is goed – we mogen ’s avonds van de leiding weleens een biertje drinken in het dorp. Dit zijn immers de late jaren zestig, waarin de oude orde op de schop gaat, verbieden verboden is en de jeugd de wereld gaat overnemen. Met alcohol leren omgaan hoort daar ook bij, vindt de leiding. Wij ook.”
De auteur is ook niet vies van enige filosofische bespiegelingen her en der. Aanleiding hiervoor zijn meestal kritische commentaren met betrekking tot politieke besluitvorming (of het gebrek daaraan, tiens?) in verband met ruimtevaartprogramma’s. Zoals waarom bijvoorbeeld een stilstand van 50 jaar in bemande ruimtevaart volgend op het maanexploot? Tja, het doel was bereikt: de Verenigde Staten hadden als eerste hun pr-stunt gerealiseerd en dat betekende een serieuze boost voor hun imago en politiek aanzien. Wetenschappelijk echter stelde een retourtje naar de Maan niet veel voor. En na Apollo 17 was ook het geld op.
Kuifje in de ruimte
Dat Pieter Van Dooren mijn inziens een fan van Kuifje is, mag blijken uit knipogen naar de albums van Hergé. Uiteraard naar “Mannen op de Maan” een visionair verhaal van de stripauteur (dit album verscheen voor het eerst in 1954) over de ratrace tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie om als eerste op de Maan te kunnen wandelen.
Dat er nu weer interesse is in de ruimte, wijt de auteur aan de exponentiële expansie van robotica en AI, die onbemand en geautomatiseerd ruimteonderzoek mogelijk maken. In dat kielzog wordt een bemande ruimtereis veel realistischer en opent perspectieven om andere aardachtige planeten aan te doen. In casu Mars. De Maan is dan interessant om als springplank te dienen voor de verdere lange reis naar Mars.
Vastgesteld wordt dat er de laatste tijd meer en meer interesse opduikt van privébedrijven. Dan komt sowieso Elon Musk in beeld. SpaceX heeft zich op heden het verst geëngageerd, ook met praktische realisaties.
De expansie- en veroveringsdrang die onderhuids ook meespelen in deze nieuwe ruimterace, spiegelt de auteur aan de geschiedenis: kijk naar de veroveringen door de Spanjaarden in Midden- en Zuid-Amerika of hoe de “settlers” hebben huisgehouden in het “wilde” westen van Noord-Amerika. De rode draad is puur winstbejag, waarbij de plaatselijke oorspronkelijke bevolking wordt onderdrukt of – erger - vermoord en hun land schaamteloos wordt ingepalmd. Kolonialisme en slavernij in al hun glorie.
De genetische drang van de homo sapiens om nieuw terrein te verkennen en te bezetten en aan exploratie te doen – wat vaak uitmondt in exploitatie – illustreert de schrijver met de nationale wapenspreuk van Syldavië - in het Brussels: “eih bennek, eih blavek”. Voor zij die niet vertrouwd zouden zijn met de avonturen van Kuifje: Syldavië is een imaginair land uit het album “De Scepter van Ottokar” en is gesitueerd ergens in de Balkan.
De ruimte is van iedereen
De auteur, en ik vermoed de lezers met hem, stelt dat conflictsituaties in de ruimte ontoelaatbaar zijn. Op Aarde zijn ze dat trouwens ook. Hier moeten goede en transparante afspraken kunnen garanderen dat exploratie van de ruimte door verschillende belangengroepen verlopen zonder chaos of geweld. De schrijver verwijst hierbij mutatis mutandis naar de maritieme regelgeving in internationale wateren.
Er zijn aanwijzingen dat manen, planeten en planetoïden waardevolle grondstoffen zouden inhouden. Hoe zal het eigendomsrecht hiervan in elkaar steken? Ondanks de algemene aanname dat “de ruimte van iedereen is” zullen in de praktijk de “claims” niet te vermijden zijn. Wie als eerste is gearriveerd en beslag legt op bijvoorbeeld een “ruimterots” met waardevolle mineralen, mag die dan het zaakje ontginnen en de poen pakken? Een “eih bennek, eih blavek”-situatie zoals doet denken aan de goldrush in Alaska bij het begin van de 20ste eeuw moet ten alle tijden vermeden worden. The Gold Rush is trouwens een meesterlijke film uit 1925 van Charlie Chaplin - dit laatste is een ongecontroleerde gedachtesprong van mezelf.
Kolonisten op Mars
Technisch is het heel goed mogelijk om mensen naar Mars te vervoeren. De auteur vraagt zich terecht af hoe de mens de barre omgeving in de ruimte zal ondergaan en verwerken. Denk aan kosmische straling, aan gewichtloosheid en lage graviteit en niet het minst de lange reistijd in een krappe leefruimte die moet worden gedeeld met anderen. “Uitgestelde” communicatie met de thuisbasis zal het gevoel van verlatenheid nog versterken. Een reeks heikele condities die het menselijk lichaam danig onder druk zetten.
De psychologische impact mag ook niet worden onderschat. De thuisplaneet zien verschrompelen tot een speldenprik in de immense ruimte zal ook sporen nalaten. Nogmaals, aan de technische problemen zullen oplossingen worden gevonden. De mens is echter geen machine. En eerlijk gezegd kan men nog geen volledige inschatting maken van hoe lichaam en geest zullen reageren op deze hostiele en langdurige buitenaardse omstandigheden.
Desondanks deze niet te onderschatten uitdagingen gelooft de auteur dat Mars een realistisch en praktisch uit te voeren project is. In het uiterste geval als plan B wegens problemen op Aarde. Cruciale voorwaarde tot het slagen van deze missie is wel de “onafhankelijkheid” van de “Martianen” ten opzichte van thuis. Dat betekent eveneens een grote mate van zelfvoorziening en het aanwenden van lokale (zeg buitenaardse) middelen annex uitgekiende recyclage om te overleven.
Ik ben zo vrij geweest om hier even buiten de lijntjes van het boek te kleuren en in te pikken op wat de schrijver vertelt over mogelijke nederzettingen op Mars. De noodzaak om grotendeels zelf hun plan te trekken en hoe dit in de praktijk toe te passen, wordt treffend geïllustreerd middels impressies van de vermaarde (landbouw)universiteit van Wageningen.
Deze plaatjes behoren niet bij het boek, maar zijn m.i. een mogelijke en realistische weergave van hoe wonen en landbouw er zou kunnen uitzien in de toekomst. Een perspectief op een aangepaste samenleving?
Wat brengt de toekomst?
De schrijver drukt zijn enthousiasme uit wat betreft deze toekomstige ontwikkeling. De mens gaat uiteindelijk verder kijken dan een neuslengte Aarde genaamd. Kort en bondig schrijft hij als laatste zin van zijn boek:
“Ik duim voor Mars.”
Plus achteraan het boek om af te sluiten een quote van Harrison Schmitt, een geoloog die astronaut werd en die tijdens Apollo 17 in situ maanmonsters heeft verzameld. De astronaut-geoloog moet zich ooit hebben laten ontvallen:
Om maar te zeggen dat de schrijver in verband met deze kwestie zijn enthousiasme niet onder stoelen of banken steekt. En dat merk je doorheen gans zijn verhaal!
------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Dit boek is beschikbaar in de bibliotheek van MIRA.
Je zeker niet inhouden om het uit te lenen. Alvast stichtende en vlotte lectuur. Dus lezen maar!
Tekst: Herman Schoups, maart 2021