2001-01 MIRA Ceti sprak met... Bart Declercq


De winter met zijn lange donkere avonden is weer in het land. Het ideale moment om iemand aan het woord te laten die gepassioneerd kan vertellen over misschien wel de belangrijkste activiteit in het boeiende bestaan van elk rechtgeaard amateur-astronoom: waarnemen.

Bart Declercq is 26 jaar, licentiaat scheikunde en werkzaam als informaticus bij een groot scheikundig bedrijf. Aangezien hij een gezonde computerfreak is, houdt hij zich ook op MIRA, samen met een paar andere specialisten, met het computernetwerk bezig.

Geboren en getogen in Grimbergen, woont Bart sinds enkele jaren in Zwalm, en dat is niet toevallig. Immers, in de Vlaamse Ardennen wordt het ‘s avonds nog echt donker. Zo kan je er b.v. de Melkweg zien, iets wat tegenwoordig met het alomtegenwoordige fenomeen ‘lichthinder’ in Vlaanderen niet meer evident is. En ondanks het feit dat hij nu verder van de sterrenwacht woont, blijft hij een ouwe getrouwe van MIRA, zeker op vrijdagavonden wanneer het er naar goede gewoonte soms druk aan toe gaat.

 

Bart DeclercqBart, jij bent ondanks je 26 jaar toch al een behoorlijk lange tijd bij MIRA actief ?

Het komt eigenlijk allemaal door mijn grootvader. Voor mijn elfde verjaardag had ik van hem een klein spiegelkijkertje gekregen. En toen ik twaalf was heeft hij me ter gelegenheid van één of andere waarnemingsactiviteit mee naar MIRA genomen om met een speciale telescoop naar de Zon te kijken. Dat fascineerde me zo erg dat ik de dag nadien terug ging aanbellen met de vraag om de Zon nog eens te kunnen zien met die speciale zonnetelescoop, de heliostaat. De volgende dag was mijn enthousiasme nog niet bekoeld, de dag daarop evenmin. Om het kort te maken: ik meen dat ik drie à vier jaar lang bijna elke dag naar de sterrenwacht ben gekomen, niet alleen om zonnewaarnemingen te doen, maar ook om mij in de bibliotheek te verdiepen, om cursus te volgen en om zelf rondleidingen en ook cursus te geven.

 

Reageerden de bezoekers van de sterrenwacht en de deelnemers aan de cursus niet verbaasd als ze jou als jonge snaak zo bezig zagen ?

Ja, maar het waren uitsluitend positieve reacties. Rond mijn veertiende of vijftiende werd ik officieel assistent op MIRA, en van toen af had ik ook een sleutel van de sterrenwacht. Enkel tijdens mijn studententijd aan de Universiteit van Brussel heb ik me minder met MIRA en sterrenkunde, en meer met andere zaken bezig gehouden. Maar sinds ik afgestudeerd ben, is sterrenkunde terug mijn favoriete vrijetijdsbesteding geworden.

 

Waarom heb je aan de universiteit geen sterrenkunde gestudeerd, Bart ?

Wetenschappen hebben me altijd geboeid. Aanvankelijk ging mijn interesse vooral uit naar biologie en paleontologie, je weet wel: dinosaurussen en zo. Na mijn bezoek aan MIRA ben ik evenwel in de ban van de astronomie geraakt. Maar daarin is het vooral de amateur-sterrenkunde die mij aanspreekt, niet zozeer de professionele sterrenkunde, die vaak beperkt blijft tot een vooral wiskundige benadering ervan, met in het beste geval een vleugje fysica. Ik heb dan besloten om scheikunde te gaan studeren omdat er bij mijn weten geen enkele wetenschappelijke opleiding is die een zo brede waaier aanbiedt: van pure biologie tot kwantummechanica met alle mogelijke studiedomeinen er tussenin.

 

De telescopen op de sterrenwacht hebben al menig uur in jouw gezelschap doorgebracht ?

Soms begon ik ‘s avonds waar te nemen, en ik stopte pas als de Zon terug begon op te komen. Dat is vrij vaak gebeurd tijdens mijn middelbare schoolperiode. Zo ben ik eens, na vele nachtelijke uren bij de Kutter-telescoop, pardoes tegen de muur van de koepel gelopen. Waarschijnlijk was ik door het herhaaldelijk herdraaien van het bovenste deel van de koepel in het donker een beetje gedesoriënteerd geraakt.

Nu ga ik werken en is het jammer genoeg minder evident om ganse nachten waar te nemen.  

 

Je hebt ook heel wat MIRA-waarnemingskampen meegemaakt ?

Die kampen zijn begonnen in 1992, toen we naar de Jura geweest zijn om Perseïden waar te nemen. Dat was echt een sublieme ervaring: op één nacht heb ik toen meer dan 800 meteoren gezien. Sindsdien zijn we haast elk jaar een week op uitstap geweest, en ik was steeds van de partij. Een paar jaar geleden zijn we buiten de gewone kampactiviteiten met een aantal mensen van de sterrenwacht een week naar de Provence geweest om waarnemingen te doen. Dat beviel ons daar zo goed dat de voorbije twee jaar het kamp telkens in de Provence gehouden werd.

 

Kan jij tijdens die kampen nog veel bijleren ?

Een mens blijft zijn hele leven lang bijleren, maar het is natuurlijk wel zo dat ik vrij veel ervaring heb op het gebied van waarnemen. In mijn geval leer je op kamp meer aan anderen dan dat je zelf bijleert. Maar ik ben dan geen causeur met uitgesponnen verhalen of de lesgever die zegt hoe het hoort. Ik geef alleen advies en tips, en durf me daarbij zelfs wel eens te vergissen. Nu ja, je weet ook wel dat ervaring eigenlijk de optelsom is van vele vergissingen die je ooit al begaan hebt.

 

Met welke telescoop op MIRA werk jij het liefst ?

Ongetwijfeld met de Kutter. Het is een zalig instrument om mee te werken. De combinatie van hoog contrast en grote opening leveren voor planeten en voor bepaalde soorten nevels, zoals planetaire nevels, prachtige beelden op. Om dergelijke objecten waar te nemen is er op de sterrenwacht geen beter instrument voorhanden. Voor sterrenstelsels is de Dobson misschien beter omwille van de grotere spiegel, maar deze telescoop heeft toch ook nadelen. Ik vind hem persoonlijk minder praktisch in het gebruik. Je kan hem misschien wel gemakkelijk verplaatsen, maar je weet niet in welke richting je hem aan het verplaatsen bent. De Kutter is equatoriaal opgesteld, zodat er qua oriëntatie geen twijfel mogelijk is. 

 

Heb je al veel foto’s gemaakt met de Kutter ?

Wel elektronische opnames, maar geen fotografische. Eén van de beste opnames die ik zo gemaakt heb was de kern van komeet Hyakutake met een speciale camera. Je kon de kern van de komeet zien bewegen tussen de sterren door, met alle daarmee gepaard gaande gasuitstromingen. En ook planeetopnames heb ik met die camera gemaakt.

Mijn fotografische carrière was zeer kort en niet zo succesvol. Ik heb in totaal welgeteld twee filmpjes vol gefotografeerd. Het eerste betrof telkens de Maan, gefotografeerd met verschillende telescopen. Het resultaat ? Een paar foto’s met daarop vaagweg de Maan. Het tweede filmpje was gewijd aan sterrenstelsels. Ik had er behoorlijk wat tijd aan gespendeerd, maar ook echter met een pover resultaat. Ik heb de astrofotografie dan maar vlug opgegeven, want ik was het na twee pogingen al meer dan beu.

 

Maar hoe valt dat te rijmen met de schitterende resultaten die je nu haalt met je digitale opnames ?

Het is een andere manier van werken, die me bovendien veel beter ligt. Met ccd werken is zeker niet makkelijker dan de traditionele fotografie. Om goede opnames te maken spendeer je zeker evenveel tijd en moet je je ding even goed kennen als bij fotografie. De resultaten die ik met mijn ccd haal zijn veeleer gebaseerd op jarenlange ervaring met die speciale camera die ik net aanhaalde, maar vooral ook op mijn kennis van grafische voorstellingen op de pc. Daardoor heb ik gauw inzicht in de beelden op mijn scherm, en begrijp ik waarom dat deel b.v. meer ruis bevat en waarom het daar niet het geval is, en ook wat ik er kan aan doen. Er zit wel steeds een redenering achter, maar meestal probeer ik dingen ook een beetje op de tast uit, en dat inzicht help me dan om sprekende  resultaten te bekomen.

 

Hoe ga je concreet te werk ?

Het maken van de opnames zelf is betrekkelijk eenvoudig. Ik richt mijn telescoop op het object dat ik in beeld wil brengen, ik laat mijn computer beelden sturen en ondertussen kan ik me met andere dingen bezighouden. Het heeft geen zin erbij te blijven staan: ik maak immers korte opnames, zodanig dat er geen volgfouten in optreden. Dat is een serieus voordeel, want als er effectief iets misgaat met een foto die je 60 minuten belicht, b.v.  je stoot per ongeluk even tegen je telescoop of er komt een vliegtuig door het beeldveld gevlogen, dan is je foto om zeep. Met mijn ccd-camera worden die 60 minuten opgedeeld in 120 opnames van 30 seconden. Die ongelukkige stoot of dat vliegtuig is dan telkens een opname die eruit verwijderd wordt, en wie zal uiteindelijk merken dat we een afbeelding van 59 i.p.v. 60 minuten hebben. Vanuit dit standpunt bekeken is werken met ccd inderdaad gemakkelijker dan fotografie. Maar de bewerking nadien is iets waar je echt veel tijd insteekt. Ik beschik over software die een aantal dingen automatiseert, maar voordien was het absoluut niet ongewoon dat ik twee tot drie volledige avonden bezig was om een foto goed te krijgen. Dat is vergelijkbaar met de tijd die astrofotografen nodig hebben voor hun ene foto.

 

Kan je als amateur-astronoom met je opnames of  op een andere domein bijdragen tot echt wetenschappelijk onderzoek ?

Volgens mij blijven er op het vlak van astronomie weinig domeinen over waarin amateurs nog een serieuze bijdrage kunnen leveren. 

Tegenwoordig heb je  telescopen die dagelijks tot dertig procent van de hemel afspeuren, en dit tot een grensmagnitude van 15 à 16. Als je als professionele astronoom veranderlijke sterren zou willen meten, dan hoef je maar in de archieven van die waarnemingsgegevens op zoek te gaan naar de data die jij nodig hebt. Meteen beschik je over veel betere en meer nauwkeurige resultaten voor bovendien veel meer sterren dan alle amateur-sterrenkundigen ter wereld je samen zouden kunnen bezorgen. Vandaag doet men nog beroep op de gegevens van amateurs, maar dat gebeurt steeds minder. Tot voor een paar jaar werd een zeer groot deel van alle kometen ontdekt door amateurs. Momenteel wordt meer dan de helft ervan ontdekt door één telescoopsysteem dat automatisch de hemel afspeurt: LINEAR. Het zou best kunnen dat tussen nu en vijf jaar dat percentage is opgelopen tot in de buurt van 100 %. Planetoïdenontdekkingen zijn er voor amateurs ook al lang niet meer bij, tenzij hoogst uitzonderlijk. En op het vlak van zonnewaarnemingen doen een boel mensen ijverig hun best, maar zij kunnen onmogelijk de satellieten evenaren die vanuit de ruimte dag in dag uit gedetailleerde foto's maken van onze Zon, tot in de kleinste details, en in verschillende golflengten. SOHO kan zelfs doorheen de Zon kijken.

Ik sta dus sceptisch tegenover de bewering dat amateur-sterrenkundigen vandaag nog echt veel kunnen bijdragen. Het is misschien jammer dat de dingen zo geëvolueerd zijn, maar aan de andere kant kan je stellen: het is een boeiende hobby, en dat is hetgeen wat telt.

 

Toch staan professionele astronomen vaak erg positief tegenover amateur-sterrenkundigen.

Professionele astronomen moeten in ieder geval niet uit de hoogte doen, want wat zij doen is in vele gevallen veredelde wiskunde. En het heeft weinig meer te maken met het genieten van de sterrenhemel, en dat is wat mij betreft als amateur toch het allerbelangrijkste. En zij mogen niet vergeten dat hun opvolging afhangt van de populariteit van sterrenkunde, en die populariteit wordt niet door hen bepaald , maar wel door amateur-sterrenkundigen. In die zin zijn er nog steeds zeer belangrijke banden tussen beide werelden.

 

Bart, zijn er op het vlak van amateur-sterrenkunde dingen die jij de komende tijd zou willen realiseren ?

Voor mij situeren de uitdagingen zich voornamelijk op het vlak van mijn ccd-camera. Hoewel ik met dit toestel beelden van een behoorlijk kwaliteit produceer, wil ik nog betere resultaten. Het is mij met mijn huidige 15 cm spiegelkijker al gelukt een aantal heel lichtzwakke objecten tot een grensmagnitude van om en bij de 19 op beeld vast te leggen, dus op dat vlak zit ik al vrij ver. Naast zwart-wit opnames ben ik nu ook met kleuren bezig, en zo slaag ik er uiteindelijk in om honderden identieke zwakke lichtpluisjes die we via de telescoop kunnen waarnemen, om te zetten in van elkaar verschillende sterrenstelsels. Nu, ik heb in mijn ganse ccd-carrière nog geen 100 verschillende sterrenstelsels digitaal  gefotografeerd, zodat ik daarmee alleen al nog wel een aantal jaartjes bezig ben.

Wat ik de komende tijd zeker ook wil proberen in beeld te brengen zijn details op Mercurius en planetaire nevels in andere sterrenstelsels. Voor een telescoop zoals de mijne zijn dat zeer zware uitdagingen, en ik ben absoluut niet zeker dat het zal lukken. Maar lukt het niet, dan heb ik het tenminste geprobeerd. Goede apparatuur ten volle gebruiken, daar komt het voor mij op aan. En het is al doende dat je leert. Mij heeft het een jaar gekost om de scherpstelling van mijn telescoop voldoende onder de knie te krijgen zodat ik zeker kon zijn om altijd scherpe beelden te bekomen. Dat is soms frustrerend, maar op den duur gaat het vrijwel probleemloos.

 

Zijn er voor de nabije toekomst bepaalde ontwikkelingen in de wereld van de sterrenkunde waar je veel van verwacht ?

Er staan ongetwijfeld nog vele spectaculaire ontdekkingen te gebeuren in de nabije toekomst.

Sinds enkele jaren slagen astronomen erin planeten te detecteren bij andere sterren. Voordien was het helemaal niet zo zeker of er bij andere sterren überhaupt wel planeten zouden voorkomen. En nu lijkt veel erop te wijzen dat planeten vaak voorkomende fenomenen zijn bij sterren. Maar de planetenstelsels die men tot nu toe ontdekt heeft blijken er toch behoorlijk anders uit te zien dan ons eigen zonnestelsel. Zware planeten die extreem dicht bij hun moederster passeren, dat is zeker een zeer onverwachte ontdekking.

Men zal ook steeds de grenzen van het zichtbare universum blijven verleggen. Maar ook ontdekkingen zoals nog niet zo lang dat er in andere sterrenstelsels niet eens zo heel ver hiervandaan ook jonge bolhopen bestaan, terwijl iedereen er altijd van uitging dat we bij bolhopen steeds te maken hebben met echt oude objecten. Of het feit dat, als we maar ver genoeg in het verleden kijken, we veel meer kleine sterrenstelseltjes te zien krijgen die onregelmatig van vorm zijn. Waaruit dan zou blijken dat een sterrenstelsel zoals onze Melkweg eigenlijk niet in zijn geheel ontstaan is, maar wel door de samensmelting van een hele boel kleinere stelseltjes.

Dat soort ontdekkingen is nog maar een begin. Met de nieuwe generatie reuzentelescopen zoals de VLT zal het mogelijk zijn om steeds fijnere details te ontdekken in steeds grotere structuren. Ik vermoed ook dat we tussen nu en tien jaar de eerste aardachtige planeten zullen ontdekken bij andere sterren. En er zullen nog een boel onverwachte dingen uit de lucht komen vallen. Welke ? Dat kan je natuurlijk niet voorspellen. Maar bij die nieuwe ontdekkingen zal blijken dat de bestaande toestellen weer net niet toereikend zijn om alles in detail te begrijpen en we zullen genoodzaakt zijn nog een stap verder te zetten. En zo werkt per slot van rekening de wetenschap:  elk antwoord op een vraag levert tien nieuwe vragen op.

 

Bedankt voor dit interview, Bart.