2020-04 MIRA Ceti sprak met... Ans Hekkenberg


Wanneer we op MIRA bezoekers over de vloer krijgen, worden ons uiteraard vele vragen gesteld over al wat met sterrenkunde en ruimtevaart te maken heeft. En drie vragen komen constant weer: wat zijn nu precies zwarte gaten? Bestaat buitenaards leven? En hoe zit het met dat heelal van ons?

Voor al wie zich aan die laatste vraag interesseert (en doen we dat niet allemaal?) is er onlangs een sympathiek boekje verschenen dat misschien klein in omvang is (112 pagina’s pocketformaat) , maar gaat over het grootst denkbare onderwerp, namelijk het heelal zelf, meer bepaald over hoe het heelal aan zijn einde zal komen. De titel ‘R.I.P. Heelal’ spreekt in dit verband voor zich. En omdat het boekje zo leuk geschreven is, wilden we graag kennis maken met de auteur ervan: Ans Hekkenberg (°1988). Ans studeerde natuur– en sterrenkunde en schrijft artikels voor het tijdschrift en de website van New Scientist. Via Skype hadden we een interessant gesprek.

 

Ans%20Hekkenberg.jpg
Copyright foto: Mats van Soolingen

Ans, een vraag die ik vaak stel bij het begin van een interview: hoe is sterrenkunde in jouw leven gekomen?

Ik keek als kind al graag naar de sterrenhemel, en vond de wereld van sterren en planeten gewoon heel mooi en interessant. Om naar die objecten te kijken beschikte ik over een eenvoudige sterrenkaart en een kindertelescoop uit de speelgoedwinkel, dus niet meteen super materiaal.

Op de middelbare school had ik nog niet echt een idee wat ik nadien zou willen gaan studeren. Maar toen het moment er was om een keuze te maken, dacht ik: dit is het ideale moment om me serieus in die materie te gaan verdiepen, en ik zag het wel zitten om me na mijn studies professioneel met sterrenkunde en wetenschap bezig te houden. En zo ben ik natuur- en sterrenkunde gaan studeren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.

 

Met je speelgoedtelescoop heb je wellicht niet veel spectaculaire waarnemingen gedaan, maar waarschijnlijk heb je intussen al wel heel wat fraais gezien met professioneel telescopen?

Goh, eigenlijk relatief weinig voor iemand die sterrenkunde heeft gestudeerd. Ik vind het wel fijn als iemand anders het allemaal klaarzet en ik gewoon maar hoef te kijken, maar zelf ben ik te ongeduldig met telescopen. Om er goed mee te leren werken moet je er je tijd voor nemen en het veel doen om het in je vingers te krijgen. Aangezien ik meer geboeid ben door de theoretische kant van de sterrenkunde dan door de praktische kant ervan, zijn telescopen niet helemaal mijn ding om er zelf mee aan de slag te gaan. Maar natuurlijk werd er tijdens mijn studies wel regelmatig gewerkt met de telescopen van de universiteit, een prachtige antieke refractor met een lens van 20 cm en een computergestuurde Schmidt-Cassegrain met een spiegel van 35 cm, elk opgesteld in een grote koepel.

 

En zijn er dingen die je met die telescopen hebt gezien waarvan je dacht: wow, dit is toch wel heel bijzonder?

Ik vond het een heel bijzonder moment toen ik voor de allereerste keer door een telescoop een dubbelster zag. Dat lijkt misschien niet zo indrukwekkend, want je ziet eigenlijk niet meer dan twee puntjes, maar ik vond het toch indrukwekkend dat je naar de hemel kijkt en met het blote oog één lichtpuntje ziet, en dan kijk je met een telescoop en dan zie je dat het er eigenlijk twee zijn. Ik had al gelezen en geleerd over dubbelsterren, maar ineens kon je ze ook in het echt zien. Dat moment had wel impact op mij, en gaf me een gevoel van de rijkdom die de sterrenhemel allemaal te bieden heeft. De meeste mensen zullen wellicht bij het zien van de ringen van Saturnus of de vele kraters op de Maan dat gevoel hebben van een onvergetelijke waarneming, maar bij mij waren dat dus dubbelsterren.

 

Heb je een favoriete astrofoto?

Ook hier heb ik misschien wel een aparte voorkeur, maar die beelden van een hexagonale storm op Saturnus vond ik echt te gek. Het had voor mij zelfs iets magisch, al is magisch natuurlijk een beladen woord in een wetenschappelijke context. Die hexagonale vormen bij een planeet zien er zo bizar en heel onwerkelijk uit, en toch gaat het maar gewoon om een atmosferisch weer- en windfenomeen, dat is alles. Het zijn heel complexe structuren, maar totaal niet onmogelijk, en het levert hele gekke plaatjes op, dat vind ik echt wel heel tof.

 

1490.gif
                                       
                                            Copyright: NASA

 

Die verscheidenheid aan beelden en al die studies op basis van wat waargenomen wordt in het heelal maken het mogelijk om al een vrij begrijpelijk beeld te hebben van het ons omringende universum. Het is toch fantastisch dat we al zoveel weten dankzij vele generaties uitstekende wetenschappers, niet? Zijn er figuren uit de wereld van de wetenschap en in het bijzonder de sterrenkunde waar jij naar opkijkt?

Interessante vraag. Iemand als Jocelyn Bell Burnell, de vrouw die in 1967 pulsars heeft ontdekt, beschouw ik toch wel als een soort koningin van de sterrenkunde. Toen ik nog studeerde heb ik de gelegenheid gehad om haar te ontmoeten. Ze is niet alleen een vooraanstaand astronome met een uitzonderlijke staat van dienst, maar ze is ook heel sympathiek en motiverend. Haar passie voor sterrenkunde is overduidelijk, en ze is ook enorm geëngageerd om die passie met anderen te delen. Dat vond ik dus best wel een memorabel moment toen ik haar de hand mocht schudden.

 

De signalen die zij toen ontdekte waren wel heel bijzonder. Men dacht zelfs even dat die radiopulsen afkomstig konden zijn van buitenaards intelligent leven, vandaar de naam LGM – Little Green Men die men er aanvankelijk aan gaf. Maar het bleek een fysisch bewijs te zijn voor het bestaan van snel rondtollende neutronensterren, dingen die theoretisch voorspeld waren maar die men nog nooit had kunnen waarnemen.

Ja, dat is inderdaad een prachtig verhaal. Het is toch wel een beetje de droom van elke sterrenkundige een signaal te ontdekken zonder dat je meteen weet wat het is. Maar het nadien wel te kunnen uitvlooien, dat is natuurlijk pas echt wel heel bijzonder.

Presentatie1_0.jpg

Over bijzondere dingen gesproken: het boekje dat je samen met je collega George van Hal schreef, Het kosmische rariteitenkabinet, beschrijft allerlei rare en onvoorstelbare objecten die we in het heelal tegenkomen.

Ja, het zijn dertig hoofdstukken over rariteiten in de buurt van de Aarde, in het zonnestelsel, in ons eigen sterrenstelsel en diep in de kosmos. Het gaat over bizarre signalen uit de ruimte, de gekste planeten die je je kan inbeelden, de vreemdste zwarte gaten, de meest extreme sterren, en nog veel meer. Het is één grote collectie van allemaal gekheid in de kosmos.

Eén van de tofste dingen uit het boekje vind ik het verhaal over een zwart gat dat uit zijn sterrenstelsel is gemieterd. Het heeft een soort zwaartekrachtzwieper gekregen en reist nu in zijn eentje met een rotvaart door het heelal. Ze noemen dat een ‘runaway black hole’, en dat vind ik wel heel erg tot de verbeelding spreken. Want zwarte gaten zijn natuurlijk hartstikke spannend. Het idee dat die alles in hun omgeving kunnen opvreten is uitermate opwindend, en als je er dan ook nog eentje hebt dat losgeslagen is en zomaar op ramkoers met een planeet zou kunnen liggen, dat is natuurlijk wel een soort bijna horror-achtige sterrenkunde. En dat vind ik wel heel leuk.

 

Veel van dat soort objecten zijn natuurlijk wel moeilijk te vatten omdat ze naar onze normen zo buiten proportie zijn of in tegenspraak met onze intuïtie, zeker ook dingen over de oneindigheid van het heelal, enzovoort?

Dat klopt. Onlangs kreeg ik naar aanleiding van mijn boekje over het einde van het universum een mailtje toegestuurd van een meisje van tien jaar, zij had heel veel moeite met het idee dat het heelal oneindig zou kunnen zijn. Immers als het heelal groter wordt, waarin zou dat dan kunnen gebeuren? En dat zijn inderdaad allemaal heel onvoorstelbare concepten waarbij je ook echt een beetje je brein een nieuwe configuratie moet geven om te zorgen dat je enigszins kan begrijpen waar het over gaat zonder dat je je er daarom een concreet beeld van kan vormen.

Maar het zijn alleszins kwesties die heel erg tot de verbeelding spreken en je heerlijk bezig kunnen houden, maar tezelfdertijd ook extreem uitdagend zijn. En daardoor is volgens mij sterrenkunde nu precies zo een aantrekkelijke materie voor vele mensen.

 

De wereld waarin we leven heeft te kampen met allerlei globale problemen zoals de coronacrisis, de economische recessie, de klimaatopwarming, de vluchtelingenproblematiek. En wij houden ons bezig met het tellen van zonnevlekken, het observeren van planeten en het speculeren over het einde van het heelal… Niet echt dingen waar mensen van wakker liggen?

Corona en de vele andere problemen houden ons allemaal bezig, we maken ons daar terecht zorgen over. Maar dan is het ook een keertje lekker om te kunnen ontsnappen naar iets groters dat buiten je staat, en waar wij totaal geen invloed op hebben. Ik denk dat we in moeilijke tijden precies nood hebben aan iets dat het dagdagelijkse overstijgt.

Dat gevoel had ik ook erg tijdens het schrijven over het einde van het heelal. Zoiets kan overkomen als een heel benauwend en beangstigend onderwerp. Maar je hebt er als persoon geen enkele invloed op, dus is het eigenlijk iets om gewoon lekker over te fantaseren en te filosoferen. Dat is helemaal anders bij het coronavirus, waarbij je op je hoede bent om het zelf ook te krijgen en zelf een bijdrage kunt leveren om de verspreiding ervan te voorkomen. Er over lezen zorgt voor een ander soort angst of onzekerheid dan wanneer je leest over zoiets dramatisch als het einde van het universum.

 

Wetenschap toegankelijk maken voor het grote publiek is alleszins een belangrijke aangelegenheid, nietwaar?

Zonder de minste twijfel. En het baart me toch wel zorgen dat het vertrouwen in de wetenschap al betere tijden heeft gekend. Er zijn de verhalen over fake nieuws in verband met de klimaatopwarming. En ook met de coronacrisis is er een probleem, omdat er heel wat mensen zijn die beweren dat het om een hoax gaat. In Nederland – en wellicht ook in Vlaanderen – denkt zowat tien procent van de bevolking dat corona een virus is dat gewoon verzonnen is of door wetenschappers in samenwerking met beleidsvoerders bewust in de maatschappij is geïntroduceerd. Het gebrek aan vertrouwen in de wetenschap is echt wel heel zorgwekkend.

 

Jij bent ook erg begaan met de rol van vrouwen in de maatschappij, Ans, en meer bepaald met het belang van vrouwen in de wetenschappelijke wereld. In deze context zag ik een puike uiteenzetting van jou op YouTube voor een TED Talk in Venlo.

In die presentatie ging het over het belang van diversiteit voor het wetenschappelijk onderzoek, dus niet alleen over de rol van de vrouw, maar ook over die van mensen met een andere culturele achtergrond. De wetenschap van vandaag is teamwork, en dat is ook noodzakelijk om de ontdekkingen te kunnen doen die we willen doen. Het is superbelangrijk als je wetenschap doet voor de wereld dat de wereld dan ook vertegenwoordigd is door diegenen die het onderzoek doen.

En dat is denk ik tweeledig. Aan de ene kant is wetenschap van ons allemaal, de sterrenhemel, de Aarde, enzovoort is van ons allemaal. En bijgevolg moeten we met zijn allen samenwerken om de kennis daarover te vergroten. Ten tweede ben ik ervan overtuigd dat als je een team hebt met meer diversiteit, met mensen met meer verschillende achtergronden, dat je dan ook creatievere oplossingen zal bedenken dan wanneer je een team hebt waarbij iedereen het steeds met elkaar eens is.

Ik vind bovendien uit principe dat elk kind en trouwens ook elke volwassene de kans moet krijgen om hieraan mee te werken. Als je geboeid bent door wetenschap en bijvoorbeeld weg bent van sterrenkunde, dan is elk obstakel op je weg er één te veel wat mij betreft.

En als je verhalen hoort uit de academische wereld waarbij vrouwen lastig gevallen worden door mannelijke collega’s of waarbij gender, etniciteit of andere aspecten van je identiteit een beperkende factor zijn om een evenwaardige carrière uit te bouwen, daar kan ik me heel boos om maken.

 

Jocelyn Bell Burnell waar we het al eerder over hadden is ook zo’n voorbeeld van een vrouw die niet meteen de erkenning kreeg die ze verdiende?

Inderdaad, het was wel degelijk zij die pulsars ontdekt heeft, maar enkele jaren later kreeg haar supervisor daar een Nobelprijs voor. Gelukkig heeft ze nadien wel ruimschoots de erkenning gekregen die ze verdiende met onder andere in 2018 een Special Breakthrough Prize in Fundamental Physics. Deze Breakthrough Price wordt hier en daar beschouwd als de nieuwe Nobelprijzen van de eenentwintigste eeuw.

Het is volgens mij hoe dan ook een feit dat de academische wereld erg hiërarchisch is. Wij willen wetenschap graag zien als een soort nobele onderneming, maar in de praktijk gaat het steeds om mensen, en sommige mensen streven meer naar macht dan andere mensen. Persoonlijk denk ik dat macht sommige mensen in de verleiding brengt om zich te bezondigen aan machtsspelletjes, want vaak zijn mensen die heel graag macht hebben niet de meest sympathieke mensen. En dat is niet zo’n goede zaak voor de mensen die onder hen staan in de hiërarchie.

 

Wat het streven naar meer diversiteit betreft lijkt het me niet zo evident om bepaalde kansengroepen te bereiken met onze boodschap van ‘wetenschap is er voor iedereen’.

Dat is een zaak waar ik ook mee worstel. Ook al zet ik me zelf actief in voor meer diversiteit in de wetenschap, toch bereik ik vooral jonge vrouwen die er uitzien zoals ik, want die weten mij te vinden. Ik wil ook graag andere gemeenschappen en culturen kunnen aanspreken, en ik denk dat de beste manier om dat voor mekaar te krijgen is die mensen te benaderen op hun eigen plek. Een collega van me ging bijvoorbeeld lezingen geven in een moskee. En dat is duidelijk een signaal naar die mensen, waarbij je zegt: jullie hoeven niet naar mij te komen, ik kom naar jullie toe. Dat soort initiatieven kunnen wel helpen denk ik. Maar het blijft natuurlijk wel een grote uitdaging, want de hele wetenschappelijke wereld is over het algemeen best wel een witte welgestelde wereld. Er is met andere woorden nog veel werk aan de winkel wat dat betreft.

 

In R.I.P. Heelal schets je een beeld over mogelijke manieren waarop ons heelal aan zijn eind zou kunnen komen. Bij de vijf voorgestelde scenario’s lijken er toch wel een aantal moeilijke gevallen te zitten.

Klopt, één ervan is de meest waarschijnlijke manier waarop ons heelal aan zijn einde zal komen, het scenario waarvan het merendeel der kosmologen denken dat het zo in zijn werk zal gaan: de zogenaamde Big Freeze. In mijn boekje maak ik toch van meet af aan duidelijk dat de andere scenario’s veel minder aanhangers hebben en zich meer situeren in een wat-als gebied van de wetenschap: stel dat de donkere energie in het heelal dit gaat doen, dan zou dit en dit gebeuren. Maar stel dat de donkere energie dat gaat doen, dan zou dat en dat gebeuren. Ik zou het eerder niche-scenario’s noemen, een beetje in de marge, maar ze zijn op zich wel razend interessant om er over na te denken.

De mens verscheen zo’n driehonderdvijftig duizend jaar geleden ten tonele en voelt zich min of meer heer en meester van de wereld. Via onze hedendaagse technologie en met de stand van de wetenschap hebben we precies het idee dat we alles aankunnen. En dan vergeten we soms al wel eens dat we in het licht van de kosmos totaal niks voorstellen, en zelfs veroordeeld zijn om het universum te ondergaan. Stel nu nog dat we een reusachtige asteroïde die op ramkoers met de Aarde zit zouden kunnen neutraliseren of dat we tegen dat de Zon aan z’n eind komt – in het geval de mensheid of afstammelingen van ons dan nog bestaan uiteraard – zouden kunnen uitwijken naar een andere ster, dan nog zijn we ten dode opgeschreven want als het heelal aan zijn einde komt, valt er aan die finale catastrofe niet te ontkomen…

 

RIP%20Heelal.jpg

 

Het idee van een evoluerend heelal is eigenlijk nog geen eeuw oud?

Zo is het. Op basis van de algemene relativiteitstheorie van Albert Einstein besefte en berekende Georges Lemaître dat het heelal uitdijt. En zo redeneerde hij dat het vanuit een heet oer-atoom moet begonnen zijn, wat men later de Big Bang of oerknal is gaan noemen. Ook Alexander Friedmann was trouwens in dezelfde periode tot de conclusie gekomen dat het heelal moet uitdijen.

Welnu, als je een theorie kunt opstellen over het verleden van het heelal, moet dat ook mogelijk zijn over de toekomst ervan.

En dan moeten we eens kijken welke krachten bepalend zijn voor de evolutie van het heelal. Uiteraard heb je de zwaartekracht die ervoor verantwoordelijk is dat materie naar elkaar toe wordt getrokken. Dat geldt voor de gewone materie, die waaruit planeten en sterren zijn opgebouwd, maar ook voor de mysterieuze donkere materie. Het bestaan daarvan werd in de jaren zeventig van vorige eeuw geleverd door Vera Rubin, en van die donkere materie is er veel meer dan van de gewone materie. Maar belangrijk is: gewone materie en donkere materie zijn allebei onderhevig aan de zwaartekracht en werken remmend op de uitdijing van het universum. Als er genoeg materie aanwezig is in het heelal, zal dat zelfs resulteren in een krimpend heelal.

Maar eind jaren 1990 ontdekten astronomen dat het heelal sinds ongeveer zes miljard jaar versnellend aan het uitdijen is. En die versnelling wordt veroorzaakt door een soort anti-zwaartekracht die donkere energie wordt genoemd. Als kosmologen dan uitrekenen hoe de verhoudingen zijn in het heelal dan komt men tot 5% gewone materie, 27% donkere materie en maar liefst 68% donkere energie…

 

En het uiteindelijke lot van ons heelal hangt af van een heroïsche strijd tussen de zwaartekracht en de donkere energie?

Voor vier van de vijf scenario’s is dat het geval.

In het geval van de Big Freeze blijft de ruimte versnellend groter worden ten gevolge van de donkere energie. In een verre toekomst wordt alles opgeslokt door zwarte gaten, vallen atomen uit mekaar en zullen uiteindelijk ook de zwarte gaten verdampen. Na 10100 jaar na de oerknal zal op die manier alle energie uitgesmeerd zijn over het oneindige heelal en heerst er overal een toestand van thermodynamisch evenwicht, m.a.w. is het overal even koud in het universum. Daarom spreekt men ook over de warmte- of hittedood van het heelal, en dit is veruit het meest populaire scenario bij kosmologen.

Voor een Big Rip gaan we uit van de hypothese dat de hoeveelheid donkere energie doorheen de tijd blijft toenemen met als gevolg een steeds sneller uitdijend heelal. Vanaf een bepaald punt wordt de dichtheid van de donkere energie in elk stukje ruimte groter dan de krachten die de materie en zelfs de ruimtetijd bij elkaar houden en wordt alle materie plus ook het weefsel van de ruimtetijd uiteen gereten. Als dit het juiste scenario is, zou het einde van het heelal er al binnen tweeëntwintig miljard jaar kunnen aankomen.

 

universe_makeup_0.jpg
                                             Copyright: NASA

 

Maar er is ook de hypothese dat de kracht van donkere energie na verloop van tijd zou afnemen?

Dan komen we uit bij het scenario van de Big Crunch met een einddatum voor het heelal binnen zowat vijfentwintig miljard jaar. Als de kracht van donkere energie effectief zou verminderen, komt op een bepaald moment de zwaartekracht weer naar voor als de bepalende kracht in de kosmos. Materie trekt dan meer en meer samen tot de boel in elkaar klapt tot een singulariteit met oneindig grote dichtheid, temperatuur en energie. Je kan het beschouwen als een omgekeerde oerknal.

Voortbordurend op dit scenario kunnen we ook gaan voor een Big Bounce. Dat oneindig klein volume waar alle energie en materie in oneindig hoge dichtheid en met oneindig hoge temperatuur volgens de Big Crunch samenklapt, bevat voldoende voor een nieuwe oerknal. Die situeert zich binnen veertig tot honderd miljard jaar na de oerknal waarmee ons heelal begonnen is. En als dit één keer kan gebeuren, waarom dan niet twee of drie of oneindig veel keren? Dan zouden we dus leven in een cyclisch universum waarbij ons heelal er eentje is in een eindeloze serie…

 

En dan is er nog het buitenbeentje bij de vijf scenario’s uit R.I.P. Heelal: de Big Slurp.

Meteen ook het meest angstaanjagende scenario, aangezien het einde van het heelal er via die benadering in principe elk moment kan aankomen…

Dat heeft te maken met het energieniveau van het befaamde higgsdeeltje waarvan het bestaan in 2012 door de grote deeltjesversneller van het CERN bewezen werd. Higgs is het deeltje uit het standaardmodel van de natuurkunde dat massa geeft aan alle andere deeltjes uit dat model.  

Deeltjes zijn stabiel wanneer ze zich in een toestand van minimale potentiële energie bevinden. Met potentiële energie wordt de energie bedoeld die een object in staat stelt te bewegen. Via een aantal moeilijk te vatten fenomenen uit de wereld van de kwantummechanica zoals vacuümfluctuaties en kwantumtunneling zou het kunnen dat het higgsdeeltje dat zich momenteel in een toestand van schijnstabiliteit bevindt alsnog vervalt naar zijn toestand van minimale potentiële energie. En omdat het higgsdeeltje zo belangrijk is in de natuurkunde, zal een plotse vermindering van de energiewaarde ervan verstrekkende gevolgen hebben, waarbij in één klap alle regels van de deeltjesfysica veranderen en alle bestaande natuurwetten van tafel worden geveegd. Dit alles begint op één plek in het universum. Maar omdat de potentiële energie op die plek lager is, zal de ruimte rondom daarnaartoe vallen. En zo verder en verder. Die verwoestende bubbel  zal razendsnel groeien en alles op zijn weg in één zucht vernietigen. En zo wordt binnen de kortste keren het hele heelal opgeslokt…

 

Higgs instabiel

 

Copyright: Creative Commons on Wikipedia

 

Zo’n energieverval van het higgsdeeltje zou zich statistisch om de 1035 jaar voordoen. Maar om ons meteen gerust te stellen: zoals alle processen in de kwantumwereld kan het op elk willekeurig moment plaatsvinden en kan het zijn dat die zogenaamde ‘bubble of doom’ op dit eigenste moment sneller dan het licht op ons afkomt…

 

Gelukkig zijn er heel wat onzekerheden in dit scenario en veronderstellingen die misschien anders moeten ingevuld worden?

Zeer zeker, het standaardmodel is momenteel het beste werkinstrument dat we hebben om de werking van de natuur te beschrijven, maar het is nog niet het ultieme model. Met andere deeltjes erbij wordt het misschien een heel ander verhaal over het einde van het heelal.

In verschillende scenario’s worden al wel eens principes geschonden die niet zouden mogen geschonden worden, zoals de wetten van de thermodynamica, enzovoort.   

Er zijn ook alternatieven denkbaar voor sommige scenario’s. Zo kan je een Big Bounce krijgen bij een steeds langzamer krimpend model met op een bepaald moment een omkering vanaf wanneer het heelal terug begint uit te dijen. Dat maakt dan een nieuw universum mogelijk met behoud van dezelfde natuurconstanten. Of volgens de hypothetische snaartheorie bewegen meerdimensionale snaren, branen genoemd, in een ruimte met meer dimensies, de zogenaamde hyperspace. Ons heelal bevindt zich op zo’n braan. En dergelijke branen kunnen met elkaar in interactie gaan of botsen. De energie van zo’n botsing is voldoende om een nieuwe oerknal te veroorzaken.

 

Het is toch een heikel punt dat er nog zoveel onbekenden zijn in het kosmologische verhaal, niet?

Tuurlijk, er zijn meer observaties en experimenten nodig om bepaalde pistes definitief te kunnen uitsluiten, maar dat vergt allemaal tijd en geld. Ik kijk vol belangstelling uit naar resultaten van een project dat wel al van start is gegaan, namelijk DESI. Dat letterwoord staat voor Dark Energy Spectroscopic Instrument en het is de bedoeling het effect van de donkere energie op het uitdijen van het heelal te meten. Om dat te realiseren is het de bedoeling het spectrum te fotograferen van tientallen miljoenen sterrenstelsels en quasars, en op basis daarvan een driedimensionale kaart te maken die een beeld toont van het nabije heelal tot dat op 11 miljard lichtjaar.  

 

DESI.jpg
                                Copyright: US Department of Energy Office of Science

 

We zijn natuurlijk heel ongeduldig omdat er zoveel beweegt binnen het onderzoeksdomein van de kosmologie.

Ja, uiteraard zijn we bijzonder nieuwsgierig om te weten hoe het heelal en de hele natuurkunde precies in mekaar zitten. Maar als je je dan realiseert dat donkere energie nog maar vijfentwintig jaar geleden ontdekt is, dat is eigenlijk nog maar net geleden…

 

Om de lezers van dit interview ook wat nieuwsgierig te maken wil ik nog vermelden dat je het in je boekje ook nog hebt over hoe ook de tijd zelf aan zijn eind kan komen en over de vraag of we zelf een baby-universum zouden kunnen creëren.

In je lab een kunstmatig heelal doen ontstaan zou een truc kunnen zijn om het einde der tijden te overleven. Maar dan is de vraag of we daar zouden kunnen in overstappen om te ontsnappen aan het oude universum…

 

Een prangende vraag om dit gesprek mee te beëindigen. Hartelijk dank voor het boeiend interview, Ans, en in ieder geval nog veel inspiratie voor toekomstige publicaties en artikelen, wij kijken er met belangstelling naar uit.

 

Tekst: Francis Meeus, september 2020