2023-04 MIRA Ceti sprak met... Marie-Thérèse Van Ophalvens


We leven op gebied van sterrenkundige ontdekkingen in extreem boeiende tijden. Astronomie is geëvolueerd tot een wetenschap die aan instituten wereldwijd door topwetenschappers bedreven wordt. Daartoe beschikt men heden ten dage over grote observatoria met reuzentelescopen, uitgerust met hoogtechnologische instrumenten, er is een vloot ruimtetelescopen actief en via interferometrie worden planeet omvattende waarnemingsnetwerken opgezet.

Maar als we naar het verre verleden kijken kunnen we niet anders dan versteld staan van de sterrenkunde die er in vroegere tijden beoefend werd. Monumenten als Stonehenge, Machu Picchu en Chichén Itzá zijn er de stille getuigen van.

Om meer te weten te komen over het fascinerende onderzoeksdomein der archeoastronomie spraken we met Marie-Thérèse Van Ophalvens (°1952) die veel van die sites bezocht heeft en zelf ook enkele intrigerende archeoastronomische ontdekkingen heeft gedaan.  

 

MT Van Ophalvens

 

Copyright afbeelding: Volkssterrenwacht MIRA

 

Dag Marie-Thérèse, we ontmoeten mekaar voor dit interview op Volkssterrenwacht MIRA. Voor jou is dit geen onbekend terrein?

Zeker niet. In de jaren 1970 ben ik een aantal jaren als vrijwilligster actief geweest op MIRA. Het was toen nog niet die ruime volkssterrenwacht die het vandaag geworden is. Het stuk gebouw dat eind jaren 1990 werd bijgebouwd biedt jullie veel meer mogelijkheden dan in de beginperiode. Jullie tentoonstelling met experimenten, maquettes en multimedia is erg aantrekkelijk voor het publiek, en het terras met die twee grote koepels en vele telescopen is fantastisch.

In de tijd van pater Pieraerts waren er veel minder mogelijkheden om grote groepen te ontvangen, maar we waren wel met een enthousiaste groep vrijwilligers - in die tijd werden we assistenten genoemd – en ik was de eerste vrouwelijke assistente.  

Het was altijd fijn om de bezoekers op MIRA te laten kennismaken met de lokale sterrenhemel en hen ook te introduceren in de wereld van de sterren en planeten, iets wat voor de doorsnee mens van tegenwoordig toch veraf staat van waarmee men dagdagelijks bezig is. Bij die oude beschavingen was dat fundamenteel anders. Bij ons is er het probleem van de lichthinder, waardoor onze blik op de hemel veel schraler is dan wat men vroeger kon zien: onder een echt donkere sterrenhemel staat de Melkweg boven ons hoofd te pronken en heb je het gevoel dat je de sterren bijna zou kunnen aanraken. Vroeger leefde men in een wereld waarbij men doordrongen was van een kosmische verbondenheid die fundamenteel van betekenis was voor het hele bestaan. En dat is voor ons natuurlijk totaal niet meer het geval.

 

Hoe is die passie voor astronomie bij jou ontstaan, Marie-Thérèse?

Dat is een heel verhaal. Als kind woonde ik met mijn ouders in Elewijt, een gemeente tussen Brussel en Mechelen. ’s Avonds installeerde ik mij regelmatig in onze tuin om urenlang naar de sterrenhemel te kijken, en zo is mijn fascinatie voor de sterren begonnen. Op school was ik zeer goed in wiskunde en wetenschappen. Toen ik moest kiezen wat ik na het middelbaar zou gaan studeren, koos ik voor burgerlijk ingenieur aan de Vrije Universiteit van Brussel. We begonnen aan ons eerste jaar met vijftig studenten, en aan het eind van dat jaar waren we met vijfentwintig studenten geslaagd. Bij die vijfentwintig waren er slechts twee vrouwen. Intussen was ik ook al gaan informeren in de bedrijfswereld wat de carrièremogelijkheden waren, maar dat werd een grote teleurstelling. Niet alleen was men er in die tijd nog helemaal van overtuigd dat ingenieursstudies niet geschikt waren voor een vrouw, maar bovendien werd me vlakaf gezegd dat ze sowieso voor een mannelijke ingenieur zouden kiezen omdat mannen nu eenmaal niet zwanger kunnen worden. Dat was echt een afknapper van formaat voor mij, zodanig zelfs dat ik besloot om mijn ingenieursstudies te stoppen en over te stappen naar de richting wiskunde en sterrenkunde.

 

Sterrenkunde was toen nog een jonge discipline aan de VUB?

De VUB zelf was ook nog een heel jonge universiteit, maar inderdaad, sterrenkunde stond nog niet lang op het programma en in mijn jaar waren we voor astrofysica met slechts drie studenten, waaronder Dany Vanbeveren die je ongetwijfeld kent.

 

Uiteraard, Dany is eerder dit jaar nog een lezing komen geven op MIRA over massieve sterren als kosmische vormgevers.

Aan het begin van de zomer in 1975 ben ik dan afgestudeerd in de wiskundige wetenschappen. Mijn licentiaatsverhandeling had ik gedaan bij Walter Van Rensbergen over verboden en toegelaten spectraallijnen van C II in sterspectra.

Ik had ook op zwarte gaten kunnen werken. De vermaarde Ed van den Heuvel was in die tijd professor astrofysica aan de VUB en hij had zich als één van de eersten gespecialiseerd in zwarte gaten, een toen nog jong en vrij onontgonnen onderzoeksdomein in de sterrenkunde. Hij had mij voorgesteld om samen met hem onderzoek te doen, maar dan was het wel nodig dat ik geregeld naar Leiden moest gaan. Voor mij was dat toen echter praktisch niet haalbaar. Daarom werd Walter Van Rensbergen mijn promotor, en ik was ook wel heel blij om op spectroscopie te kunnen werken want daarvoor had je kwantumfysica nodig, iets wat mij heel erg interesseerde.

 

Nadien heb je niks meer gedaan met spectroscopie?

Neen, aan de VUB zag ik niet meteen carrièremogelijkheden en daarom ben ik na mijn studies meteen beginnen werken in de privé.

 

En in die periode is ook jouw passie voor archeoastronomie ontstaan?

Wel ja, ik ben beginnen reizen. Op één van die reizen heb ik mijn toekomstige echtgenoot leren kennen. En we zijn blijven reizen, naar alle continenten.

Eerst hebben we samen in 1980 Noord-India, Ladakh en Nepal bezocht. Vervolgens hebben we in 1982 Egypte bezocht, in 1983 Midden-Amerika en Peru, in 1985 de Verenigde Staten met onder andere de Grand Canyon, New Mexico, Mesa Verde en Chaco Canyon, in 1986 de Hawaïaanse eilandenarchipel en in 1990 Guatemala. Het is tijdens die reizen dat mijn interesse en passie voor archeoastronomie is ontstaan.

 

Hoe zou jij archeoastronomie omschrijven?

Het gaat alleszins om een interdisciplinaire aanpak, waarbij je onderzoekt hoe beschavingen van vroeger omgingen met fenomenen die zich aan de hemel afspeelden en hoe ze dat in hun cultuur integreerden via symbolen, rituelen, monumenten en zelfs landschappen. Daarbij krijg je te maken met verschillende methoden uit bijvoorbeeld de archeologie, antropologie, etnologie, astronomie, wiskunde, wetenschapsgeschiedenis en mythologie.

In de jaren 1960 waren de Schotse ingenieur Alexander Thom en de Brits-Amerikaanse sterrenkundige Gerald Hawkins zowat de grondleggers van de archeoastronomie met hun studies over het wereldberoemde prehistorische monument Stonehenge, waarbij zij aantoonden dat de bewegingen van Zon en Maan aan de hemel essentieel waren om te begrijpen hoe die megalieten stonden opgesteld.

In diezelfde jaren 1960 was er ook het onderzoek door de Ierse archeoloog Michael J. O’Kelly van de neolithische graftombe Newgrange ten noorden van Dublin. Hij ontdekte dat in de periode van het wintersolstitium gedurende enkele dagen zonlicht via een opening bovenaan recht op de veel dieper gelegen graftombe scheen. Die opening was daar duidelijk speciaal voor gemaakt. Er is daar dus een niet te ontkennen link tussen een eeuwenoud monument en de posities van de hemellichamen. Na vijfduizend jaar werd in Newgrange bij zonsopgang de afspraak tussen de stenen en de sterren opnieuw bijgewoond. En een nieuwe wetenschap was officieel geboren.

 

Newgrange

 

Newgrange vooraanzicht - Copyright afbeelding: Tjp finn & Creative Commons via Wikipedia

 

Het bekende Nederlandse tijdschrift Zenit publiceerde in juni 1987 een groot artikel van jou over archeoastronomie in Mexico. Hoe heb jij je in die wondere wereld verdiept, Marie-Thérèse?

Er bestonden enkele zeer goede boeken daarover. Voor mijn artikel in Zenit hebben zeker de boeken In Search of Ancient Astronomies en Echoes of the Ancient Skies van Edwin Charles Krupp en het boek Skywatchers of Ancient Mexico van Anthony Aveni me heel veel bijgebracht. Daarnaast heb ik nog heel wat andere uitstekende boeken over archeoastronomie doorgenomen, bijvoorbeeld Early Men and the Cosmos van Evan Hadingham. En momenteel ben ik Archaeoastronomy. Introduction to the Science of Stars and Stones van Giulio Magli aan het lezen, ook weer een zeer verhelderd boek. En ik had ook abonnementen op de tijdschriften en bulletins van het Center for Archaeoastronomy en van de International Society for Archaeoastronomy and Astronomy in Culture, beter bekend als ISAAC.

En natuurlijk waren die reizen die ik samen met mijn man maakte ook ideaal om je in andere culturen onder te dompelen. Onze reis samen naar Egypte bracht ons bij de piramiden, en zoals je weet wordt de positionering van de drie grote piramiden op het Gizeh-plateau in verband gebracht met de drie heldere gordelsterren van het sterrenbeeld Orion. Nadien werden er nog vier piramiden ontdekt, twee aan de overkant van de Nijl en twee aan de andere kant van de gordel, zodat we als het ware een grondplan krijgen dat een weergave is van de sterrenhemel met  twee heldere sterren boven en twee heldere sterren onder de Melkweg met de gordel als scheiding. Voor de oude Egyptenaren kwamen de farao’s van Orion, gingen er na hun dood terug naartoe en kwamen gereïncarneerd terug. Met andere woorden: zoals het boven is - het sterrenbeeld Orion, zo werd het beneden weergegeven met sacrale monumenten.

Er is nog heel veel dat we niet weten over de betekenis van dit alles voor de oude Egyptenaren, er zijn ongetwijfeld vele monumenten die nog niet ontdekt of opgegraven zijn. Maar zeker is dat sterrenkunde voor die beschaving van fundamenteel belang was, denk bijvoorbeeld aan de cultus van de zonnegod Ra of het belang van de heliakische opkomst van de zeer heldere ster Sirius, dat wil zeggen de eerste keer dat Sirius in de ochtendlijke schemering zichtbaar was boven de oostelijke horizon na een periode dat de ster niet te zien was. In die tijd kondigde de eerste ochtendlijke verschijning van Sirius de periode aan waarin het water van de Nijl begon te stijgen, met overstromingen van de rivieroevers tot gevolg en het afzetten van vruchtbaar slib, essentieel voor de landbouw.

 

Die reis in Egypte heeft bij jou de passie voor archeoastronomie doen ontstaan?

Ja, je begint je allerlei vragen te stellen en verbanden te zoeken. En ook al zie je die verbanden niet meteen, toch wil je verder zoeken.

In Amerika stoot je haast overal op archeoastronomische sporen. Zo draait het bij de indianen in Noord-Amerika allemaal om de Plejaden, het fameuze Zevengesternte in het sterrenbeeld Stier. Wat de ster Sirius betekende voor de oude Egyptenaren, betekende de Plejaden voor de indianen en voor de inheemse bevolking van Teotihuacan: ze hadden speciale bouwpatronen met in de verte een referentiepunt. Dat is bijvoorbeeld overduidelijk het geval op de site van het religieuze complex van Teotihuacán in Mexico. Een mooi artikel daarover kan je terugvinden in het juninummer van Zenit jaargang 1987. Op het moment dat in de ochtendschemering de Plejaden daar te zien waren, wisten ze dat ze konden beginnen zaaien.

Er is nog een mooi mythisch verhaal van de indianen verbonden aan de Plejaden over zeven jonge meisjes die graag heimelijk ’s nachts onder de sterrenhemel gingen dansen. Op een nacht werden zij tijdens hun dans aangevallen door een beer. IJlings vluchtten de meisjes weg en ze kropen op een hoge rots. Maar de beer begon ook de rots te beklimmen. Daarop prevelden de meisjes een gebed om gered te worden van de beer. En kijk, de rots begon te groeien en te groeien tot hij bijna aan de hemel reikte. Dat is de beroemde Devils Tower, een monoliet van bijna 400 meter hoog die men kan bezoeken in het noordoosten van de Amerikaanse staat Wyoming. Tijdens die dramatische gebeurtenis met de beer die hen achtervolgde zouden de meisjes veranderd zijn in zeven sterren, het Zevengesternte of de Plejaden. En op het juiste moment in het jaar kan men de Plejaden nog steeds mooi zien staan pronken boven Devils Tower. En wie wil weten waarom er zoveel groeven te zien zijn aan de flanken van Devils Tower: dat zijn uiteraard de sporen van de klauwen van de beer.

De inheemse bevolking op Hawaï is ervan overtuigd dat hun voorouders ruimtereizigers waren, oorspronkelijk afkomstig van de Plejaden. Op één van de Hawaïaanse eilanden wordt elk jaar in januari gevierd dat het terugkeren van de Plejaden aan de sterrenhemel een teken is dat hun voorouders onder hen aanwezig zijn.

Wij hebben ook Chaco Canyon in de Amerikaanse staat New Mexico bezocht. Door de lokale bevolking wordt dat gebied nog altijd als heilig grond beschouwd en ook daar vind je sporen van bouwwerken die georiënteerd staan op de Plejaden.

Maar ook in Europa kan je bij vele oude monumenten dergelijke sporen terugvinden. Op Sardinië had je in de oudheid de Nuraghecultuur die bekend stonden om hun monumentale torenforten. Je vindt daar een beroemde brontempel die dateert van meer dan duizend jaar voor Christus. De opening ervan wijst precies naar de plek waar zich elke 18,6 jaar een grote maanstilstand voordoet. De Maan staat daarbij op zijn hoogste positie en het licht ervan schijnt recht op de bron. Het betreft een fenomeen dat je kan vergelijken met het zogenaamde solstitium, de zonnestilstand. Het gaat natuurlijk niet echt om de Zon of de Maan die zouden stilstaan, maar om de veranderende declinatie die op een bepaald moment zijn hoogste of laagste stand bereikt ten opzichte van de hemelevenaar. In de oude culturen van de brons- en de ijzertijd werden maanstilstanden als heel belangrijke fenomenen beschouwd en het waren daarom scharniermomenten in de manier waarop zij hun kalender opstelden.

Er is nog veel werk aan de winkel om uit te klaren – als we daar al ooit zouden in slagen – wat de sterrenhemel precies betekende voor die oude beschavingen. Maar zeker is dat de Zon, de Maan, de Plejaden, de sterrenbeelden Orion, Grote Beer, Draak, enzovoort en de systematiek van de sterrenhemel absoluut een grote invloed hadden op het leven en de cultus van de dood voor de mensen in die vervolgen tijden.

Wat mij vooral ontgoochelt is dat er in de academische wereld zo weinig animo was en mogelijk nog steeds is om aan archeoastronomie te doen. Er zijn immers zo enorm veel sporen van te vinden op ons eigen continent.

 

Archeoastronomie boeken

 

Copyright afbeelding: Volkssterrenwacht MIRA

 

Is er dan nergens een leerstoel of een departement aan één van onze universiteiten waar men daar aandacht aan besteedt?

In ons land is er bij mijn weten niks. Toen ik half de jaren 1980 mijn onderzoek had gedaan over de oriëntatie van oude bouwwerken in Mexico en de link met de sterrenhemel was Govert Schilling, toen hoofdredacteur van het astronomietijdschrift Zenit, meteen geïnteresseerd om daarover een uitgebreid artikel te publiceren. En zoals je daarnet vermeldde verscheen mijn artikel in het juninummer van 1987.

Nadien ben ik naar de VUB gegaan met de vraag of er geen mogelijkheid was om op één of andere manier toch onderzoek te doen naar archeoastronomie. Ik wist even niet wat ik hoorde toen me gezegd werd dat er in Europa in dat verband niet veel te vinden is. Ach zo, zei ik, en wat dan met Carnac, Stonehenge, Newgrange, enzovoort?

Er zijn wel enkele academische organisaties die zich verdiepen in archeoastronomie. Je hebt sinds 1978 het tijdschrift en het jaarbulletin van het Center for Archaeoastronomy waaraan allemaal wetenschappers aan meewerken en dat gelinkt is aan de universiteit van Maryland. In 1992 werd SEAC opgericht, wat staat voor Société Européenne pour l'Astronomie dans la Culture. SEAC is dus Europees en de oudste professionele vereniging van archeoastronomen met als doel wereldwijd het academisch onderzoek op het vlak van archeoastronomie en ethnoastronomie te bevorderen en te ondersteunen. Hun werkwijze lag aan de basis van het ontstaan in 1995 van ISAAC in de VS. En dan heb je ook nog organisaties die zich toeleggen op de archeoastronomie van bepaalde regionale culturen zoals Latijns-Amerika, de Native Americans of Oceanië.

Doorheen de tijd zijn vele monumenten verdwenen, maar af en toe doet men toch nog spectaculaire ontdekkingen. Denk bijvoorbeeld aan het monument Göbekli Tepe in het zuiden van Turkije. Het bouwwerk is toevallig door boeren ontdekt toen zij boven hun akkers brokken gesteente zagen uitsteken. Jarenlang hebben ze stenen weggesleept en stukken ervan kapot geklopt. Op een bepaald moment heeft men er toch een archeoloog bijgehaald, en die begreep meteen dat het hier om een heel waardevolle vondst ging. Vervolgens is men met de opgravingen begonnen. Wat blijkt? Het gaat om een reusachtig groot tempelcomplex dat dateert van naar schatting 12.000 jaar voor Christus. Daarmee is Göbekli Tepe meteen ook het oudst bekende heiligdom ter wereld.

Uiteraard zou ik er dolgraag naartoe reizen om het monument met eigen ogen te zien en te kijken of er vanuit mijn archeoastronomische ervaring bepaalde dingen opvallen. Maar momenteel  is het een regio die niet veilig is, de Syrische grens is niet veraf en er zitten in dat gebied jihadi’s die niet zo dol zijn op westerlingen.

Het blijft mij steeds opnieuw verbazen hoe men in die ver vervlogen tijd dergelijke monumenten kon bouwen. Als je bijvoorbeeld op Sardinië bij die brontempel staat die uit de midden-bronstijd dateert, en je ziet hoe die langs de onderkant is verstevigd, zelfs met onze moderne technieken en instrumenten zou het een hele krachttoer zijn om die zo te bouwen. Hoe is het mogelijk dat ze toen, meer dan duizend jaar voor Christus, dat monument zo hebben kunnen oprichten? En hoe hebben ze kunnen berekenen om het zo te bouwen in functie van de Maanstilstand? En dat is precies waar het bij archeoastronomie om gaat: je vertrekt van een gebruik of een voorwerp of een bouwwerk dat een heel eind teruggaat in de tijd en waarvan je in eerste instantie niet veel weet, en dan probeer je verbanden te leggen met astronomische verschijnselen uit die tijd.

 

Gobekli Tepe

 

Göbekli Tepe in Turkije - Copyright afbeelding: Teomancimit & Creative Commons via Wikipedia

 

Zoiets deed jij met je studie over Mexico?

Om dergelijke verbanden te ontdekken moet je natuurlijk kennis hebben van de astronomische tijdsrekening en kalender.

Als we – mijn man en ik dus – op reis gingen had ik steeds van alles mee om opmetingen te doen en om de oriëntatie te bepalen. Ik maakte veel foto’s vanuit verschillende invalshoeken. Het idee daarachter was om op basis van die foto’s een driedimensionale voorstelling te creëren. Die zou dan kunnen geplaatst worden in een context waarbij we zouden terugkeren naar de historische sterrenhemel waaronder men die monumenten bouwde, maar rekening houdend met conjuncties, de precessiebeweging, enzovoort. Zo zouden we met eigen ogen kunnen zien hoe dat dit alles gepland was door die verdwenen beschavingen.

En zo kwam ik na onze reis uit bij het Planetarium van de Koninklijke Sterrenwacht op de Heizel, daar had men zo’n projectiesysteem om de sterrenhemel uit die vervlogen tijden te simuleren. In die periode was Gerard Bodifee daar directeur, en hij vond het een zeer intrigerend idee om samen op zoek te trekken naar de sterrenhemel van de precolumbiaanse indianen in Mexico. Maar praktisch was dat voor mij niet haalbaar. Ik kon pas ’s avonds op het Planetarium terecht na mijn werkdag, en dan waren we soms tot na middernacht bezig met de beelden te schikken en de verschillende astronomische parameters in te stellen voor het planetariumtoestel. En de dag nadien was het weer werkdag. Bovendien wou ik mijn man ook niet opzadelen met een echtgenote die nooit thuis was…

 

In je artikel heb je het onder andere ook over hoe in Mexico de 365 dagen van de gewone jaarkalender gekoppeld waren aan de 260 dagen van hun religieuze kalender.

Als we beide kalenders met mekaar in verband brengen blijkt dat de data uit de jaarkalender en de namen die gebruikt worden in de religieuze kalender na precies 52 jaar weer samenvallen. En dat is het moment om aan een nieuwe cyclus te beginnen. Het zit nog veel subtieler in mekaar, ik zal er bij gelegenheid voor jullie een artikeltje over schrijven met alle symboliek rond dat getal 52.

Die 52 staat ook centraal bij het spektakel met de beroemde ‘voladores’, de vier acrobaten die tegenover de piramide met de 365 nissen in El Tajin vanaf een hoge mast naar beneden duiken en dan, hangend aan een stevig touw, dertien rondjes om de mast maken. En zoals je weet is 13 x 4 nog steeds 52.

Op die manier overleeft de traditie tot in onze moderne tijd, maar zelfs vele Maya’s die nu deelnemen aan die rituelen kennen de archeoastronomische oorsprong ervan niet, en de dertien rondjes worden niet meer gevolgd want meestal zijn het er meer.

Het staat daar allemaal bol van de symboliek. In Palenque heb je de beroemde grote grafpiramide die gebouwd werd ter ere van de Mayakoning Pacal. Diep in de piramide is het graf van de koning ontdekt. En bij het wintersolstitium zakt de avondzon parallel met de trap die in de piramide naar het graf van Pacal leidt ten teken dat het ging om een heel belangrijke persoon die daar begraven ligt.

Maar ook elders bij andere oude beschavingen kan je mits de nodige kennis van astronomie verbanden zien opduiken die wijzen op hun ongelooflijke kennis van de hemelbewegingen. Op het Indonesische eiland Java heb je de beroemde Borobudur. Dat is een soort piramide uit de boeddhistische cultuur en op die piramide staan kleine beeldjes van Boeddha, als je ze telt blijken het er 72 te zijn. Er wordt verteld dat die 72 beeldjes de weg wijzen naar hogerop, naar het nirwana. Het nirwana bereik je door de leer van de Boeddha te volgen en bovenop de piramide staat de grote Boeddha. Maar waarom zijn het juist 72 boeddha’s? Als je een beetje zicht hebt op hoe de sterrenhemel beweegt weet je dat er zoiets bestaat als de precessie, waarbij de equinoxen ten gevolge van het wiebelen van de aardas in een periode van ongeveer 25.800 jaar een omwenteling maakt langs de ecliptica. Concreet betekent dit dat het lentepunt ten opzichte van de posities van de vaste sterren zowat één graad westwaarts opschuift elke… 72 jaar. Als je in die tijd een monument kon bouwen zoals Borobudur had je wellicht ook wel de nodige kennis van sterrenkunde, lijkt je dat niet aannemelijk?

Hun monumenten zijn stille getuigen van wat zij allemaal wisten over de sterrenhemel en over hun verbondenheid met de kosmos. Het blijft verbazingwekkend hoe ze dat allemaal wisten en hoe ze dat allemaal zo precies hebben kunnen bouwen. In vergelijking met die oude beschavingen zijn wij veel van onze band met de kosmos kwijtgespeeld. Maar ja, wij kunnen spijtig genoeg ook niet meer genieten van die echt donkere sterrenhemel waarbij dat alles veel dichter bij lijkt, waarbij je het gevoel hebt dat je de sterren bijna zou kunnen aanraken.

 

El Voladores

 

De beroemde 'voladores' in El Tajin - Copyright afbeelding: Frank C. Müller & Creative Commons via Wikipedia

 

De technologieën die vandaag bestaan openen ook weer veel nieuwe perspectieven voor het archeoastronomische onderzoek?  

Zeker weten, in de beginperiode gebeurde alles met heel beperkte middelen, maar tegenwoordig kan het onderzoek veel beter gebeuren, vooral door de ontwikkeling van de LIDAR. Dat staat voor Laser Imaging Detection And Ranging. Deze technologie bepaalt de afstand tot een object of tot een oppervlak door gebruik te maken van laserpulsen. Dankzij de LIDAR kan je als het ware in afgesloten monumenten binnenkijken. En zo komt er meteen ook heel veel nieuwe informatie tevoorschijn.

 

Binnen het kader van dit interview kunnen we onmogelijk recht doen aan jouw kennis omtrent archeoastronomie, Marie-Thérèse. Maar jij zal ons de komende tijd zeker wel verblijden met enig tekstmateriaal als aanvulling bij dit gesprek? Heb je nog andere plannen of ambities in dit verband?

Het zou interessant zijn om met gelijkgestemden een soort groep over archeoastronomie op te richten en eventueel samen met andere geïnteresseerde mensen reizen te maken naar bijvoorbeeld Sardinië, Malta, Ierland, enzovoort. Ook kunnen lezingen worden georganiseerd. Er dient ook nog heel wat rekenwerk te gebeuren om de juiste posities aan de sterrenhemel voor bepaalde monumenten te achterhalen. Dat kan niet op basis van bestaande commerciële software, daar moet zelf aan gewerkt worden. In het uitstekende boek van Giulio Magli dat ik al eerder vermeldde, Archaeoastronomy. Introduction to the Science of Stars and Stones vind je een heleboel info met bijvoorbeeld Virtual Globe software en over het gebruik van de GPS. Wat mij betreft mag er dus zeker nog heel veel gebeuren.

 

Alleszins veel dank voor het interessante gesprek, Marie-Thérèse, en we kijken samen met jou uit naar de ongetwijfeld vele ontdekkingen die er de komende jaren op het gebied van archeoastronomie nog zullen gebeuren.

 

Tekst: Francis Meeus, september 2023