Beter laat dan nooit: ere wie ere toekomt…


Krijgt de Belgische astronoom Georges Lemaître alsnog de eer die hem toekomt?

Update bij onderstaand artikel: via elektronische stemming is op 29 oktober 2018 door de IAU effectief beslist dat de wet van Hubble voortaan de wet van Hubble-Lemaître dient genoemd te worden.

Mogelijk wordt de voor de kosmologie essentiële ‘wet van Hubble’ in de nabije toekomst herdoopt tot de ‘wet van Hubble-Lemaître’?

In sommige media kwam dit onderwerp recentelijk aan bod. Als het van het dagelijks bestuur van de IAU (International Astronomical Union) afhangt, zou dit wel eens dra het geval kunnen zijn.

Waarover gaat het juist? Georges Lemaître, een Belgische priester, professor aan de universiteit te Leuven en tevens vader van de oerknaltheorie, had in 1927 een ophefmakend artikel gepubliceerd. Daarin stelde hij tegen de toen gangbare mening in dat het heelal geen statisch karakter heeft, maar steeds groter wordt. Dat artikel, ‘Un univers homogène de masse constante et de rayon croissant rendant compte de la vitesse radiale des nébuleuses extragalactiques’, publiceerde hij in het Frans in het tijdschrift ‘Annales de la Société Scientifique de Bruxelles’.

Lemaître was tot dit besluit gekomen op grond van de toen nog nieuwe algemene relativiteitstheorie van Albert Einstein. En ook al was de stelling van Lemaître impliciet vervat in de formules van de algemene relativiteitstheorie, toch bleef Einstein zelf in die periode nog vasthouden aan een statisch heelal.

Lemaître had ook kennis van een aantal waarnemingen die de Amerikaanse astronoom Vesto Slipher rond 1912 gedaan had en waarbij voor het eerst werd vastgesteld dat sterrenstelsels zich van ons verwijderen. Volgens de visie van Lemaître zijn het echter niet de sterrenstelsels die zich van ons verwijderen, maar is het eenvoudigweg het heelal dat uitzet. Lemaître maakte een eerste voorlopige raming van de uitzettingssnelheid van het heelal en bekwam een waarde van 625 km per seconde per parsec. Een parsec is een astronomische afstandsmaat en komt overeen met 3,26 lichtjaar.

Maar ook de Amerikaan Edwin Hubble was erg geïnteresseerd in de bewegingen van sterrenstelsels. Zijn meer uitgebreide waarnemingen publiceerde hij in 1929 in het ‘Philosophical Magazine and Journal of Science’. Ook hij had vastgesteld dat sterrenstelsels zich van ons verwijderden, en als waarde voor die verwijderingssnelheid bekwam hij 500 km per seconde per parsec.

 

Eerst Lemaître, dan pas Hubble

De publicatie van Hubble (1929) kwam dus wel degelijk twee jaar na de eerste publicatie van Lemaître (1927). En daarom kunnen we ons terecht de vraag stellen: waarom spreekt men in de sterrenkunde over de ‘constante van Hubble’ als het gaat over de verwijderingssnelheid van sterrenstelsels? Dit is de kwestie waarover de IAU zich momenteel buigt.

Laten wij opnieuw even de feiten met data op een rij zetten.

De publicatie van Lemaître dateert van 1927 maar had niet de aandacht getrokken van de internationale astronomische wereld, waarschijnlijk omdat ze in het Frans was. Het was pas in 1930 dat de toen reeds gerenommeerde Britse astronoom Arthur Eddington het artikel van Lemaître onder ogen kreeg en hem voorstelde om er een Engelse vertaling van te publiceren in het befaamde ‘Monthly notices of the Royal Astronomical Society’. Pas na deze publicatie nam de wetenschappelijke wereld kennis van dit voor de kosmologie zo belangrijke artikel. Maar Hubble had zijn resultaten reeds het jaar ervoor, in 1929, gepubliceerd.

Daarbij komt nog dat in de Engelse vertaling de alinea’s weggelaten waren die verwezen naar de algemene relativiteitstheorie en ook naar de eerste raming die Lemaître gemaakt had over de waarde van de verwijderingssnelheid van sterrenstelsels.

Sommigen hebben beweerd dat deze alinea’s bewust weggelaten werden om het werk van Hubble beter in de verf te zetten. Dit is evenwel onjuist. Het is Lemaître zelf die in de Engelse publicatie de bewuste alinea's heeft weggelaten. Was Lemaître meer geïnteresseerd in de theorie en minder in de eerste waarnemingen in dit verband? Was hij niet geïnteresseerd in het vaderschap van de wet over de verwijderingssnelheid van sterrenstelsels die we nu de wet van Hubble noemen? 

De IAU wil in ieder geval dit misverstand rechtzetten en Lemaître de erkenning geven die hij verdient voor zijn sleutelrol in de ontdekking van de uitdijing van het heelal. De IAU stelt dus voor om de wet van Hubble voortaan de wet van Hubble-Lemaître te noemen.

Maar moeten we dan niet de vraag stellen of ook Vesto Slipher in de nieuwe naamgeving ergens een plaats moet krijgen? De algemene vergadering van de IAU heeft aan haar leden een voorstel voorgelegd. Het zijn die leden die in de hele kwestie het laatste woord zullen hebben. Een stemming daarover is voor binnenkort.

Bron: Astronomy News

 

Ook Jocelyn Bell Burnell krijgt vijftig jaar na datum prestigieuze prijs

Vijftig jaar na haar belangrijke ontdekking van de eerste pulsars kreeg Jocelyn Bell Burnell dit jaar (2018) uiteindelijk de verdiende erkenning toen men haar de prestigieuze Special Breakthrough Prize in Fundamental Physics toekende.

Deze Breaktrhough-prijs werd in 2012 in het leven geroepen als blijk van waardering voor het werk van topwetenschappers en wordt beschouwd als een parallelle Nobelprijs. Hij werd dit jaar dus voor de zevende keer uitgereikt. Eerder viel deze eer ook reeds te beurt aan vooraanstaande astronomen als Alan Guth en Stephen Hawking

Jocelyn Bell ontdekte het bestaan van pulsars in 1967. Het was een ontdekking die van fundamenteel belang zou blijken te zijn voor de verdere ontwikkeling van de astrofysica. Bell ontving voor haar ontdekking wel tal van onderscheidingen, zowel in Engeland als in het buitenland, maar voor de Nobelprijs fysica werd ze over het hoofd gezien .

De ontdekking van pulsars werd in 1974 wel bekroond met een Nobelprijs, maar die was niet voor haar bestemd. Het waren Martin Ryle en Antony Hewish die de prijs ontvingen voor hun "pionierswerk in het domein van radioastrofysica en hun rol in de ontdekking van pulsars”. Hewish was, nota bene, wel de promotor van Jocelyn Bell. Niet te verwonderen dat er tegen deze toekenning in de jaren 1970 tal van verontwaardigde reacties kwamen uit de wetenschappelijke wereld. Het haar ontzeggen van de Nobelprijs werd algemeen aanzien als een ‘astronomische onrechtvaardigheid’. Ook de toen zeer gewaardeerde astronoom Fred Hoyle spaarde zijn kritiek ter zake niet.

Zelf schijnt Jocelyn Bell Burnell dit alles heel filosofisch opgenomen te hebben. Meermaals heeft ze verklaard dat “men toch moeilijk een prestigieuze Nobelprijs kon toekennen aan een vrouwelijke studente die nog geen dertig jaar oud was".

Is de toekenning van de Breakthrough-prijs aan haar misschien toch een subtiele manier om bepaalde beslissingen van het Nobelprijscomité aan de kaak te stellen?

Bron: Nature

Tekst: Emiel Beyens, september 2018

Voor wie meer wil lezen over Jocelyn Bell Burnell verwijzen we naar een uitgebreid artikel 'Jocelyn Bell, de geschiedenis van een niet toegekende Nobelprijs' dat eerder in MIRA Ceti verscheen, jaargang 10 - 2006 nummer 2 pagina 17.