De krater van Chicxulub en gevaren vanuit de ruimte


Het element iridium [Ir]

In 1991 ontdekte men middels radarbeelden de sporen van een inslagkrater in Yucatan: deze zogenaamde Chicxulubkrater is het 180 kilometer brede verborgen restant van de inslag aan zeer hoge snelheid van een planetoïde met een diameter van 10 à 15 km. Visueel is geen spoor ervan te bekennen, want bedekt door sediment van miljoenen jaren. Analyses van boorstalen lieten 'hogere' concentraties iridium (plus nog wat andere exotische metalen) optekenen.

In februari 2021 publiceerde professor Steven Goderis van de VUB een artikel, waarin hij de link sterk maakt tussen de massa-extinctie bij de Krijt-Paleogeenovergang - zo een 66 miljoen jaar geleden - en de wereldwijde verhoogde concentraties van het zeldzame metaal iridium. Vrijwel alle grotere diersoorten, waaronder de dinosauriërs, stierven toen uit. In de aardkorst zit een gemiddelde hoeveelheid iridium van 2 ppb (2 delen per miljard). Gemeten piekconcentraties van 10 ppb zouden wijzen op buitenaardse origine van het surplus aan iridium.

 

Klik hier voor de bijhorende illustratie i.v.m. de verspreiding wereldwijd van hoge concentraties iridium ten gevolge van de Chicxulub-inslag

Copyright: ScienceAdvances - https://advances.sciencemag.org/content/7/9/eabe3647

 

Pro memorie en voor alle duidelijkheid een paar definities

Meteoroïde / meteoor / meteoriet

Een meteoroïde is een stofdeeltje, een steenbrok of een ijsblok die door de ruimte zweeft. Ze zijn groter dan interplanetaire stofdeeltjes maar kleiner dan planetoïden.

Een meteoor is een meteoroïde die met een enorme snelheid (tot tientallen kilometers per seconde) in de atmosfeer van de Aarde terechtkomt. Door de wrijving met de atmosfeer ontstaat een lichtspoor, vandaar de volkse benaming van 'vallende ster'. Meestal zijn de stofdeeltjes te klein om het aardoppervlak te bereiken.

In de tentoonstellingsruimte bij MIRA kan je op de eerste verdieping een opstelling vinden waarmee via radiogolven meteoren worden gedetecteerd.

Grotere brokken branden niet helemaal op en kunnen wel het aardoppervlak bereiken. Dan spreekt men van een meteoriet. Een vrij recent geval is de meteorietinslag op 15 februari 2013 in de omgeving van Tsjeljabinsk in het Russische Oeralgebied. En op MIRA kom je in de tentoonstelling oog in oog te staan met een meteoriet die van Mars afkomstig is.

 

Planetoïde (asteroïde)

Planetoïden, ook wel asteroïden genoemd, bewegen in een baan om de Zon zoals planeten en dwergplaneten. In 2018 waren er ruim 750.000 bekend. Af en toe komt er eentje dicht langs de Aarde. Dat zijn dan aardscheerders. En in een zeer zeldzaam geval (gelukkig maar) zit er een kanjer op ramkoers met de Aarde. Doch verreweg de meeste hebben banen tussen de planeten Mars en Jupiter, in de zogenaamde planetoïdengordel. De grootste planetoïden hebben diameters van rond de 1000 km, maar de overgrote meerderheid is veel kleiner. Het kleinste gruis is met een telescoop niet waarneembaar, maar komt veelvuldig als vallende sterren op Aarde terecht. De bekende planetoïden zijn van ijs, steen, en veelal met een portie ijzer en nikkel.

 

Aardscheerders

Ook wel in het respectabel Engels 'Near Earth Objects' (NEO) genoemd, zijn planetoïden waarvan de baan om de Zon kan kruisen met de baan van de Aarde. Hierdoor kunnen deze planetoïden zeer dicht in de buurt van de Aarde komen of kunnen deze met onze planeet botsen.

 

Space_Situational_Awareness_-_Near_Earth_Objects.jpg

 

                                                                                     Copyright: ESA - ESA - Space Situational Awareness - Near Earth Objects

 

 

De (tijdige) detectie en de studie van aardscheerders is zeer belangrijk, aangezien deze hemellichamen een potentieel gevaar kunnen betekenen voor de Aarde en voor het leven op onze planeet. Ondanks het feit dat er dagelijks kleine stofdeeltjes en stukjes gruis inslaan op Aarde is de kans op een botsing met een aardscheerder echter heel klein. Er is nu eenmaal veel plaats tussen de planeten; de kans op een botsing in het verkeer is van een andere grootteorde… Verder in dit artikel hebben we het nog over de risico’s.

Op basis van hun baan om de Zon worden potentieel gevaarlijke planetoïden of 'Potentially Hazardous Objects' (PHO) door sterrenkundigen verdeeld in drie groepen. In ons zonnestelsel zijn dat:

>>> de Aten-groep. Deze groep omvat een klein aantal planetoïden die regelmatig ‘dicht’ langs de Aarde scheren. Hun elliptische banen liggen bijna volledig binnen de baan van de Aarde om de Zon. Een halve hoofdas van minder dan één AE en een aphelium van iets meer dan één AE zijn karakteristiek voor de Aten-planetoïden.

De grootste tot nog toe bekende Aten-planetoïde is (2340) Hathor met een diameter van 5,3 km. Hathor kruist de banen van zowel de Aarde als Venus. Omdat hij groot is, zou het bij een inslag een regelrechte catastrofe betekenen. Daarom wordt Hathor bijzonder goed in de gaten gehouden.

Een ander voorbeeld is aardscheerder (99942) Apophis die eind 2004 zorgen baarde. De eerste waarnemingen van de planetoïde wezen op een relatief grote kans dat Apophis in 2029 de Aarde zou raken. Volgens berekeningen zou het object op vrijdag 13 april 2029 de Aarde zo dicht passeren dat het met een schijnbare magnitude van 3,3 met het blote oog zichtbaar zou zijn in Europa, Afrika en West-Azië. Er zijn geen andere objecten bekend waarvoor dit het geval is geweest. De passage in 2029 zou een 1 op de schaal van Torino (zie verder) scoren: dit betekent een zeer kleine kans op een botsing en geen reden tot ongerustheid. Door de dichte benadering met de Aarde kan de baan echter aanzienlijk gewijzigd worden, waardoor toekomstige inslagkansen hierna opnieuw moeten berekend worden. Latere waarnemingen brachten de mogelijke inslagdatum op 2036. Nog even respijt, maar bij de pinken blijven is de boodschap.

>>> de Apollo-groep. De banen van deze planetoïden kruisen de aardbaan: ze hebben een elliptische omloopbaan waarvan de halve hoofdas groter is dan deze van de Aarde. Sommige kunnen zeer dicht tegen de Aarde komen, waardoor ze een potentieel gevaar vormen. Waarschijnlijk kwam een planetoïde van de Apollo-groep neer bij de Russische stad Tsjeljabinsk op 15 februari 2013.

De grootste bekende planetoïde uit deze groep is (1866) Sisyphus, met een diameter van 8,5 km. De lijst van de Apollo-planetoïden wordt continu bijgehouden.

>>> de Amor-groep. Deze groep bevindt zich tussen de banen van de Aarde en de planeet Mars. De Amor-planetoïden naderen de aardbaan langs buiten maar kruisen deze niet. Ze betekenen dus in de regel geen directe bedreiging voor onze planeet. Alhoewel op 29 april 2020 de potentieel gevaarlijke planetoïde (52768) 1998 OR2 de Aarde is gepasseerd: weliswaar op 6,3 miljoen km afstand, maar voor sterrenkundigen is dat zeer nabij.

De meeste Amor-planetoïden kruisen de baan van Mars. De twee manen van Mars, Deimos en Phobos, zouden kunnen Amor-planetoïden zijn die ingevangen werden door de zwaartekrachtsinvloed van de Rode Planeet.

De bekendste Amor-planetoïde is (433) Eros, die in het nieuws kwam in 2001 door het bezoek van de ruimtesonde NEAR (Near Earth Asteroid Rendez-vous) Shoemaker. De ruimtesonde maakte 230 omwentelingen alvorens er op 12 februari 2001 op te landen. Het uitgebreid onderzoek gaf niet alleen nieuwe inzichten met betrekking tot de planetoïde in kwestie, maar ook werden deze gegevens gebruikt om kennis te vergaren bij de studie van planetoïden en kometen in het algemeen.

 

2004_MN4_Orbit.jpg

 

                                   De nadering van Apophis in 2029. Het balkje geeft de onzekerheid in positie bij de dichtste nadering aan.

                                                           Copyright: NASA - http://neo.jpl.nasa.gov/news/news149.html

 

 

Kometen

Onder de aardscheerders bestaan er volgens astronomen ook zogeheten 'Near Earth Comets'. Om als komeet bestempeld te worden als 'aardscheerder' moet deze op een afstand van 15.000.000 kilometer of dichter langs de Aarde vliegen. Officieel werd er nog nooit een dergelijke komeet ontdekt, maar hoop doet leven en wetenschappers vermoeden dat het object dat de Toengoeska-explosie heeft veroorzaakt in 1908 een restant was van de komeet Encke. Deze komeet heeft een zeer korte omlooptijd. In 3,3 jaar wordt een omwenteling rond de Zon afgelegd. Op 17 november 2003 stond deze komeet op een afstand van 39 miljoen kilometer van de Aarde. Het is niet uitzonderlijk dat kometen uit elkaar vallen wanneer zij rond de Zon vliegen waardoor het mogelijk is dat de restanten in het verleden zijn ingeslagen op Aarde. In tegenstelling tot planetoïden zijn Near Earth Comets afkomstig uit de Kuipergordel die zich voorbij de baan van de planeet Neptunus bevindt.

 

 

De kans op een inslag

Het artikel van professor Steven Goderis en de link met de extinctie van 66 miljoen jaar geleden hebben we als uitgangspunt genomen om na te gaan wat er zoal in onze omgeving in dit zonnestelsel rondvliegt. Een beperkt overzicht, want niet in extenso gesproken (geschreven zou er moeten staan) over kometen en andere losgeslagen interstellaire ‘zwerfkeien’, zoals recent het mysterieuze voorwerp Oumuamua.

De hamvraag is dan: kan zo een wereldwijde catastrofe opnieuw plaats vinden? Op (lange) termijn is dat een quasi zekerheid. De vraag herleidt zich eigenlijk tot: wanneer?

 

De schaal van Torino

De schaal van Torino is een manier om het inslagrisico van planetoïden en kometen te beoordelen. Ze is bedoeld als hulpmiddel voor astronomen en voor het publiek om het risico in te schatten. De kans op een inslag en de gevolgen daarvan worden in één enkel getal uitgedrukt, enigszins zoals - mutatis mutandis - de schaal van Richter dat doet voor aardbevingen.

Ieder object krijgt een getal van 0 tot 10 toegekend. Het cijfer is gebaseerd op de kans en op de vrijgekomen energie (in megaton) bij de inslag. Daarbij betekent 0 een object met een verwaarloosbaar kleine kans op inslag, of een object dat te klein is om intact door de aardatmosfeer te komen. Een 10 betekent een zekere botsing met wereldwijde vernietiging.

 

800px-Torinoschaal.svg.png

                                                           

                                                                Copyright: Wikipedia - https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Torinoschaal.svg

 

 

De naam “schaal van Torino” werd als een geüpdatete versie aangenomen in juni 1999 tijdens een internationale conferentie in Turijn. Er was (en is) behoefte aan internationale samenwerking ten aanzien van de inspanningen tot onderzoek voor een beter begrip van de risico’s verbonden aan deze objecten. Initieel was de Torinoschaal van de hand van professor Richard P. Binzel (MIT) die een Near-Earth Object Hazard Index reeds had voorgesteld op een VN-conferentie in 1995.

Er worden kleurcodes gebruikt van wit over geel en oranje tot rood, gaande van veilig tot catastrofaal. Een overzicht van de verschillende niveaus:

 

Torinoschaal.jpg

                                                                                                       Bron illustratie: Schaal van Torino - Wikipedia

 

De planetoïde (99942) Apophis uit de Amor-groep kreeg in december 2004 het gevaarniveau 4 toegekend. Een inslag op Aarde zou niet uitgesloten zijn. Er was dan wel even een paniekerig moment. Verdere observatie en baanberekening (zie eerder) hebben gelukkig geleid tot het intrekken van het alarm. Oef!

 

 

Een oogje in het zeil houden

Het risico dat wij op de korte termijn lopen, op de tijdschaal van een mensenleven, komt voornamelijk van objecten met afmetingen van 20 tot 40 meter. Kleinere objecten komen regelmatig voor maar verbranden geheel in de aardatmosfeer.

Specifieke waarneemstations bevinden zich voornamelijk in de Verenigde Staten van Amerika en worden gefinancierd door NASA. Deze projecten zijn trouwens bij wet bekrachtigd door de George E. Brown Object Survey Act uit 2005, een initiatief van het Amerikaanse Congres. Die wet eist van NASA om vóór het jaar 2020 (dat is dus nu) 90% van alle aardscheerders met afmetingen groter dan 140 m te ontdekken, te volgen en te karakteriseren om vast te stellen hoe groot de kans op inslag is. Karakterisering (bepaling van hun fysische eigenschappen) is essentieel voor een goed begrip van het effect van mogelijke inslagen.

Dat deze ‘Act’ geen dode letter is, blijkt onder andere uit de OSIRIS-Rex missie van NASA met de opdracht om de nabije planetoïde (101955) Bennu te volgen en te onderzoeken. Inclusief landing van een ruimtesonde en het verzamelen van monsters, die vervolgens worden teruggevlogen naar de Aarde.

En de Japanners blijven ook niet bij de pakken zitten. Dat bewijst de Hayabusa2 missie van de Japanse ruimtevaartorganisatie JAXA waarvan een gelijkaardige nabije planetoïde (162173) Ryugu het doel is. Ook het meenemen van monsters naar de Aarde hoort erbij. Je kan gerust stellen dat deze ‘tweelingmissies’ het internationale karakter van dergelijke projecten in de verf zetten.

 

Amerika’s Catalina Sky Survey (CSS) levert de meest productieve instrumenten om kometen, planetoïden en dan vooral aardscheerders te vinden. De zoektocht focust zich specifiek op objecten die mogelijk een gevaar vormen bij een eventuele inslag op Aarde. Voor de observaties worden drie telescopen gebruikt die eigendom zijn van en beheerd worden door de Steward Observatory van de Universiteit van Arizona. Het observatorium bevindt zich in het Santa Catalinagebergte ten noorden van Tucson. De drie werkpaarden zijn:

  • [G96] 1,5 m f/1,6 Cassegrain reflectortelescoop voorzien van een 111-megapixel CCD-beeldsensor;
  • [I52] 1 m f/2,6 Cassegrain reflectortelescoop voorzien van een (2k)2 CCD-beeldsensor; dit instrument wordt ingezet voor het volgen van objecten en wordt aangestuurd vanop de universitaire campus;
  • [703] 0,7 m f/1,8 Schmidt catadioptrische telescoop voorzien van een 111-megapixel CCD-beeldsensor.

 

Dan heb je nog Pan-STARRS (Panoramic Survey Telescope and Rapid Response System), een stel van twee telescopen die aardscheerders trachten te ontdekken.

Het is een project van de Universiteit van Hawaï en bevindt zich op de 3000 m hoge Mount Haleakala op het eiland Maui. Twee telescopen, PS1 en PS2, elk met een spiegel van 1,8 m diameter, observeren gelijktijdig hetzelfde gebied aan de hemel. Elke spiegel bestrijkt een gezichtsveld van drie graden en is gekoppeld aan een CCD-camera van 1,4 miljard pixels. Het observatiesysteem is in staat om de bereikbare hemel verschillende keren per maand te observeren.

Een voornaam doel van Pan-STARRS is het ontdekken en blijven volgen van zowel planetoïden als kometen die een bedreiging kunnen vormen voor onze planeet. Het project produceerde al een zeer uitgebreide database die ook in andere astronomische onderzoeken wordt gebruikt.

 

Neo-chart.png

 

                     Copyright: Jet Propulsion Laboratory, NASA, Alan B. Chamberlin  - https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Neo-chart.png

 

Zoals te zien op bovenstaand plaatje is de detectie van aardscheerders de laatste jaren grotendeels voor rekening van de Catalina Sky Survey en Pan-STARRS projecten.

 

Andere nuttige bijdragen zijn dezer jaren geleverd door het project NEOWISE. Hierbij gaat men middels een ruimtetelescoop op zoek naar aardscheerders die een potentieel gevaar vormen voor onze planeet. Tijdens het vierjarige onderzoek - van december 2013 tot 2017 - heeft NEOWISE praktische gegevens verzameld over mogelijke ‘nabije aardobjecten’. Het is evident dat grootte en baantraject hierbij sleutelparameters zijn.

De gegevens gesprokkeld door NEOWISE zijn gebruikt om databanken te genereren met eigenschappen en gedragingen van planetoïden in het hele zonnestelsel. Dit was tevens de aanleiding tot de ontdekking van de eerste Trojaanse planetoïde. By the way: een Trojaanse planetoïde is er eentje die rond de Zon draait in de buurt van de Lagrangepunten L4 (60 ° voor) of L5 (60 ° achter), en dus een baan heeft die vergelijkbaar is met die van de Aarde. De naam 'trojaan' werd voor het eerst gebruikt in 1906 voor de 'trojanen' in de baan van Jupiter. Vanwaar toch die naam? Ik vermoed (maar dit is mijn persoonlijke interpretatie) omdat die objecten en stoemelings met een planeet meedraaien…

 

Dan is er nog het waarschuwingssysteem ATLAS (Asteroid Terrestrial-impact Last Alert System). ATLAS is een proactieve waarschuwing voor mogelijke impact van een planetoïde. Het zaakje werd ontwikkeld door de Universiteit van Hawaï en wordt gefinancierd door NASA. Te velde staan er twee telescopen, 150 km uit elkaar, die elke nacht automatisch de hele hemel scannen op zoek naar bewegende objecten. Zo heeft ATLAS tot nu toe al heel wat gespot: 608 aardscheerders, 64 potentieel gevaarlijke planetoïden en 60 kometen.

ATLAS claimt dat het systeem kan anticiperen door een waarschuwing uit te sturen waarvan de tijd in functie is van de grootte van te verwachten inslag. Zo geeft het systeem één dag respijt voor een inslagexplosie van 30 kiloton, één week voor 5 megaton en drie weken voor 100 megaton. En hopelijk werkt dit in de praktijk om toe te laten een min of meer groot rampgebied op voorhand te evacueren. De rampenplannen ad hoc moeten dan ook overal operationeel zijn. Ik heb daar mijn twijfels over.

 

We hebben ons beperkt tot de detectiesystemen die de laatste jaren de meeste objecten hebben gespot. Objecten dan die een gevaar kunnen betekenen voor de Aarde. Zoals op de grafiek kan worden afgelezen zijn niet alle nog druk bezig om naar aardscheerders te zoeken. Accenten worden ook verschoven naar andere zoekopdrachten met een breder perspectief, veelal afhankelijk van interesses van geldschieters.

 

 

Hoe het verder gaat evolueren

Uit het (beperkte) verhaal van hierboven kan worden afgeleid dat de huidige inventarisatie van aardscheerders en potentieel gevaarlijke objecten op ramkoers met de Aarde eerder marginaal is. Daardoor is het nog niet mogelijk de risico’s van planetoïde-inslagen goed te bepalen.

Twee ambitieuze projecten moeten op korte termijn enigszins soelaas bieden.

 

De Large Synoptic Survey Telescope (LSST) is een 8,4 m optische telescoop in aanbouw op een 2700 m hoge top van het Cerro Pachóngebergte in het noorden van Chili en moet vanaf 2022 operationeel zijn.
 

LSST zal echter slechts gedeeltelijk beschikbaar zijn voor waarnemingen van aardscheerders. Het project betracht om 62% van de potentieel gevaarlijke planetoïden groter dan 140 m in kaart te brengen in een tijdsbestek van 10 jaar. In 12 jaar zou dat mogelijk 90% kunnen worden. Duimen maar.         

 

De Near-Earth Object Surveillance Mission (NEOSM) is een geplande in de ruimte gestationeerde infraroodtelescoop die is bedoeld om het zonnestelsel te onderzoeken op potentieel gevaarlijke planetoïden. Het onderzoek gebeurt vanaf de Surveyor die gepositioneerd zal worden in het Lagrangepunt Zon-Aarde L1 (binnen), waardoor het dicht bij de Zon kan kijken en eventuele objecten in de baan van de Aarde kan detecteren. De missie zal een opvolger zijn van het NEOWISE-project (zie hierboven).
 

Een lange lijdensweg: voor het eerst voorgesteld in 2006, moest het project het in het begin afleggen tegen financiering van concurrerende missies die niets te maken hadden met de zoektocht naar gevaarlijke planetoïden. Dit ondanks een richtlijn van het Amerikaanse Congres uit 2005 aan NASA.
 

In 2019 gaf het Planetary Defense Coordination Office uiteindelijk groen licht om deze missie uit te voeren vanwege de gevolgen voor de nationale veiligheid. Op 11 juni 2021 werd toestemming gegeven om over te gaan tot de voorlopige ontwerpfase. Het Jet Propulsion Laboratory zal de ontwikkeling van de missie leiden en opvolgen. Heet van de naald dus.

 

Inslagen van meteorieten, planetoïden en andere ruimterommel zullen zonder twijfel de Aarde in de toekomst blijven treffen. De open vraag blijft wanneer en hoe groot zullen de brokken zijn. Vandaar de noodzaak van teledetectie gelinkt met gepaste en uitvoerbare verdedigingsstrategieën. En die vergen internationale samenwerking, punctuele initiatieven van grote en rijke landen alleen volstaan niet.

Een inslag die de krater van Chicxulub heeft veroorzaakt is van een dergelijke dimensie dat overleven bijna uitgesloten zal zijn. Tenzij een deel van de mensheid is uitgeweken naar een andere planeet. Mars misschien?

 

 

Ten slotte een paar recente realiteiten uit de laatste paar eeuwen

1803: meteorietenregen in L’Aigle (Normandië, Frankrijk). In de vroege middag van 26 april regenden meer dan 3000 meteorieten neer op de stad.

1805: een heel heldere meteoor of vuurbol met een langdurig lichtend spoor zorgde voor flink wat opschudding in onder andere Nederland (toen de Bataafse Republiek). Het was woensdagavond 23 oktober. Men wist niet goed wat men zag. De kranten stonden er vol van. Rond die jaren werden gelijkaardige verschijnselen gerapporteerd in Zwitserland en Engeland.

1908: explosie op 30 juni boven Toengoeska (Rusland) veroorzaakt door een meteoriet van 40 m diameter en die ontplofte op 8,5 km hoogte. De vrijgekomen energie was equivalent aan zowat 4 megaton TNT. Een bosoppervlak van 2000 km² werd volledig verwoest. Het is de zwaarste inslag van de laatste paar eeuwen. Gelukkig is de meteoriet neergekomen in een zeer afgelegen gebied.

2008: inslag van meteoriet 2008 TC3 op 7 oktober boven de Nubische woestijn in het noorden van Soedan. Het was een brok van 4 m diameter en woog 80 ton. De ontploffing gebeurde op 37 km hoogte. Nadien werden een 600-tal kleine meteorieten gevonden in het zand. Opmerkelijk: vele van deze brokstukken bestaan uit het zeldzame ureliet, dat naast andere mineralen nanodeeltjes (< 1 μm) diamant bevat. Het was ook de eerste keer dat een meteoor werd gedetecteerd vóór inslag (Catalina Sky Survey).

2013: inslag boven Tsjeljabinsk (Rusland) van een superbolide op 15 februari. Een spectaculair entree in de atmosfeer was gegarandeerd. Deze kanjer woog 11.000 ton, had een diameter van 20 m en kwam aangevlogen met een snelheid van 19 km/s. De explosie vond plaats op 23 km hoogte en de energie van 440 kiloton TNT kwam vrij. De drukgolf van de ontploffing arriveerde 88 seconden later in de stad,  beschadigde meer dan 7.000 gebouwen en verwonde 1.600 personen als gevolg van gesprongen vensters.

2018: in de nacht van 18 op 19 december explodeerde een grote meteoriet op 26 km hoogte boven de Beringzee, tussen Alaska en Siberië. Het was de op één na grootste en zwaarste meteorietinslag van de afgelopen honderd jaar. De explosie, met een energie van 173 kiloton werd geregistreerd door meetstations voor infrageluid. Die instrumenten zijn oorspronkelijk ontwikkeld om geheime kernproeven te detecteren, maar ze leggen ook zware atmosferische explosies vast. Het kosmische projectiel moet een middellijn van ongeveer tien meter gehad hebben. Het 1.400 ton zware rotsblok drong met een snelheid van ruim 30 km/s vrijwel verticaal de dampkring binnen.

 

We mogen dus concluderen dat ruimteprojectielen op regelmatige tijden inslaan op Aarde. Met wat pech wordt een druk bewoonde regio getroffen, waar de gevolgen rampzalig zullen zijn, zeker met brokstukken van tientallen meter groot. Tijdige opsporing en een uitvoerbaar rampenplan eraan gekoppeld zijn dus zeker geen overbodige luxe.

 

 

Tekst: HermanSchoups, juni 2021

Gegrasduind in