The Science House Column 007: Een schuur met een venstertje
Toen Tycho Brahe in 1588 alweer een grote zak met geld kwam vragen aan zijn koning voor alweer een nieuw state-of-the-art sextant, astrolabium en de laatste nieuwe ganzenveren, vond die het stilletjes aan welletjes. Christian IV van Denemarken verminderde de royale dotatie aan Uraniborg, het hyper-technologisch observatorium van Brahe, waarmee het begin van het einde aanbrak van ‘s mans toch wel succesvolle carrière als astronoom.
Het moeten lange, koude nachten geweest zijn voor Brahe. Urenlang zitten op een krukje, met een loopneus en koude tenen, de ogen strak gericht op een of andere sextant en maar turen in de diepe nacht naar sterretjes. Zonder lenzen of spiegels of telescopen, laat staan computergestuurde adaptieve optiek en fototoestellen met CCD’s. Hij berekende parallaxen, stelde een gedetailleerde sterrencatalogus op, noteerde minutieus de banen van de planeten waardoor Kepler op zijn ellipsen kon komen. Ik vraag me nog steeds af hoe die man het klaarspeelde – zo maar met het blote oog en koude billen.
Enkele tientallen jaren later zette in Middelburg Hans Lippershey een paar lenzen achter elkaar en verbaasde de notabelen van de stad door vanuit Den Haag de kerkklok in Delft af te lezen. Galilei deed het nog eens over in Italië en de telescoop was geboren.
Een nieuwe wereld ging open. De Maan had kraters, Venus had schijngestalten, Jupiter had manen, nevels en vlekken bleken hoopjes sterren te zijn, Uranus werd ontdekt, …
Het was net alsof Brahe in een schuurtje slechts door een spleetje van de planken naar buiten kon kijken naar het universum. Met de telescoop werd het spleetje een venstertje.
Maar dat venstertje bleek nog veel groter te kunnen.
In 1800 zette William Herschel (ja, die van Uranus) enkele thermometers in het kleurenspectrum van het zonlicht om de temperatuur van ieder kleur te meten. Tot zijn verbazing zag hij dat ook (en vooral!) de thermometers die naast rood stonden opgesteld, een plek waar geen licht was, warm werden. Hij had ‘onzichtbaar licht’ ontdekt. Infrarood dus. En er bleek nog meer ‘licht’, of, correcter geformuleerd, elektromagnetische straling te zijn die wij niet konden zien. Radiogolven, microgolven, ultraviolet, röntgenstralen, … Naarmate de technologie vorderde konden we het universum in al die soorten ‘licht’ gaan bestuderen. Toen de Amerikanen en de Russen na de Tweede Wereldoorlog de V2-raketten van de Duitsers recupereerden, konden we al dat moois nog eens vanuit de ruimte bekijken, zonder die storende dampkring.
Vandaag kijken we naar alle soorten licht die de sterren uitsturen, zichtbaar en onzichtbaar. Een behoorlijk groot venster is dat geworden in die schuur van Tycho.
Copyright: ESA
Maar dat venster kan nog groter.
Zwarte gaten kan je moeilijk zien. Ze zijn immers zwart… Maar in 2016 registreerde men de botsing van twee zwarte gaten via zwaartekrachtgolven. De LIGO, het instrument waarmee dit huzarenstukje werd gerealiseerd, was echter een knoert van twee armen van 4 km lang en dit tweemaal – op een paar duizend kilometer van elkaar.
Het is met astronomen van vroeger en nu net zoals met jongetjes en volwassen mannen: ze spelen graag, alleen de kostprijs van het speelgoed verschilt.
MIRA is nu de gelukkige eigenaar van een schitterende 50 cm spiegelkijker. Een fantastisch instrument. Ik zou nu, als volwassen man, durven pleiten voor ambitie: morgen is het moment gekomen om een nieuw venster te openen en op MIRA een Gravitational-Wave Observatory te installeren.
Met een leuke crowdfundingcampagne hebben we die paar honderd miljoen euro zo bij elkaar.
Tekst: Ignaas Declercq, The Science House